Een hedendaagse windworp. f| In* ,iit» Enkele vuursteenklingen in detail. De meeste daarvan zijn gedeeltelijk bedekt met cortex of zijn onregelmatig. worden. Door de temperatuurschok brak de steen daarbij wel uit elkaar met kenmerkende hoekige breuken. Vuursteen speelde zoals bekend een belangrijke rol in de steentijd. Voor archeologen is het minstens zo belangrijk, omdat het, in tegenstelling tot het eveneens veel gebruikte hout, bot en gewei voor werktuigen, vrijwel onverwoestbaar is; het rot niet weg. In het Mesolithicum werden vuurstenen werktuigen gemaakt met behulp van "klingtechnologie". Daartoe werd eerst een vuursteenknol geprepareerd: de schil ("cortex") werd verwijderd en er werd een plat slagvlak gemaakt. Met behulp van een geweihamer en -drevel kon deze "kern" vervolgens systematisch worden afgepeld. Daartoe werden vanuit het slagvlak smalle, zeer dunne spanen afgeslagen, net zolang tot de kern te klein was om vast te houden. Op deze manier kon soms meer dan een meter snijvlak uit één vuursteen worden gewonnen en hoefde je dus niet steeds een tas vol zware vuursteenknollen mee te sjouwen. Omdat deze spaantjes langs de randen zeer scherp waren worden ze klingen genoemd. Mesolithische klingen waren zeer klein en worden dan ook microlieten (letterlijk: "kleine steentjes") genoemd. De klingetjes vormden het uitgangsmateriaal voor het maken van werktuigen, hoewel je ze ook direct als mesjes kon gebruiken. Door er kleine scherfjes af te drukken ("retoucheren") konden de scherpe randen plaatselijk stomp worden gemaakt, zodat de verder wél scherpe stukken in een houten vatting konden worden geplaatst of om ze als schrabbers te gebruiken. Kenmerkend waren de vuurstenen pijlpunten die met pek aan een houten schacht werden bevestigd, waarbij sommige vuurstenen delen als punt dienden en andere als weerhaken. Doorgaans vinden we in Mesolithische jagerskampjes dergelijke kenmerkende pijlpunten, schrabbers en stekers terug. Zo niet op het Zutphaniaterrein. Het ensemble van 191 vuursteentjes bestaat uit "decorticatieklingen" (om de schil van de vuursteenknol te verwijderen), "kernpreparatieklingen", retouche-afslagjes, kerntjes, maar géén werktuigen. Er is slechts één klingetje gevonden met retouche, maar dit stuk is zo krom dat het eigenlijk niet bruikbaar is, en waarschijnlijk bij nader inzien is afgekeurd. Een impressie van mesolithische jagers en verzamelaars, druk met het bewerken van vuursteen en het eten van hazelnoten. Tekening vervaardigd door Fred Marschall als deel van een stripreeks in de vaste opstelling van het Stedelijk Museum Zutphen. windworp ontstaat wanneer een grote boom met wortels en al omwaait. Dat levert een grote kuil op met daarnaast een opstaande wand (de gekantelde wortelkluit inclusief aarde). Je ziet ze regelmatig tijdens boswandelingen. Dergelijke oude windworpen bevatten niet zelden materiaal uit de steentijd. Mensen in het Boreaal waren jagers en verzamelaars en hadden een nomadische levensstijl. Met zo'n windworp is heel eenvoudig een bivak te improviseren, en het lijkt erop dat dat precies is wat iemand (of meerdere mensen) hier 10.000 jaar geleden heeft gedaan in de luwte van de omgewaaide dennenboom, inclusief een behaaglijk vuurtje. Dat laatste blijkt uit de geroosterde hazelnoten, het houtskool en bovendien uit het feit dat 36% van het vuursteen verbrand was. De gesprongen kwartsietkei is een zogenaamde kooksteen: door stenen in vuur te verhitten tot ver boven de 100 graden en vervolgens in een (leren) zak met water te deponeren kon het water eenvoudig aan de kook gebracht Kort samenvattend: waarschijnlijk heeft iemand (of meerdere mensen) tijdens een jachtcampagne een bivak gemaakt naast een omgewaaide boom en hier vuursteen bewerkt om zijn uitrusting bij te werken. Daarbij zijn de mislukte stukken en het afval weggegooid en zijn de geslaagde pijlpunten en dergelijke meegenomen naar het volgend bivak. Er zijn tijdens het verblijf in de kuil ook hazelnootjes gegeten bij een haardvuurtje. De kuil onder de boom is later dichtgewaaid of geërodeerd en de vuursteentjes en verkoolde hazelnootdopjes bleven daar tienduizend jaar onaangeroerd liggen. Er werd eeuwen later overheen geploegd, gevoetbald en nu gehockeyd. Door: Bert Fermin ZAP-reeks 122: Mesolithicum onder de mat van Zutphania. Proefsleuven op het toekomstige hockeyveld aan de Laan naar Eme in Zutphen. Zutphensepracht.nl 27

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Pracht (vanaf 2012) | 2017 | | pagina 27