JAARVERSLAG ARCHEOLOGIE 2016
Voorsterallee-Crematorium
VOO2016
10e-Eeuwse riemtong.
een paraboolduin, dat in het laatste deel van het Pleistoceen is
ontstaan. Over het hele terrein ligt een esdek van zo'n 70 cm
dik. In het noordelijke deel bevindt zich hieronder ook nog
een oudere, bruine akkerlaag. Op de rest van het terrein ligt
het esdek eigenlijk op de schone ondergrond, al is er wel een
duidelijke bioturbatiehorizont aanwezig. Mogelijk is dit deel
tot de vorming van het esdek in de late middeleeuwen nooit
geploegd omdat de vochtige ondergrond zich meer leende voor
gebruik als weidegrond. Op grond van het vondstmateriaal in
het esdek lijkt het esdek ontstaan te zijn in het begin van de
14e eeuw. Steengoed uit de 14e eeuw is relatief veel gevonden,
en ook vroeg 14e-eeuws bijna-steengoed, terwijl 13e-eeuws
protosteengoed volledig ontbreekt. De ingebruikname van het
terrein als akkergrond in de
vroege 14e eeuw lijkt ook
te relateren te zijn aan twee
sloten die werden gevonden
en die ook in deze periode
gegraven lijken te zijn. Eén
daarvan lijkt in de 14e eeuw
al weer dichtgeworpen te
zijn, de ander is tot in de 17e
eeuw in gebruik geweest.
Deze laatste wordt overigens
geflankeerd door een
palenrij die waarschijnlijk
de basis vormde voor een
vlechtwerkhek. De enk
(esdek) op de kop van het
rivierduin werd al in de
13e eeuw gevormd, blijkt
uit eerder onderzoek.
Dit gegeven strookt met
de oudste vermelding
Een tweede opgraving aan de Voorsterallee bevond zich
juist wel op de kop van het paraboolduin. De opgraving sluit
letterlijk aan op de vorige opgraving voor de bouw van het
crematorium in 2010. Net als bij het eerdere onderzoek, was
ook dit terrein bijzonder rijk aan grondsporen. Waar het vorige
onderzoek de hele periode van vroege bronstijd tot vroege
van Wolfeler uit 1272. De naam Wolfeler ("Wulflare") kan
gelijk worden gesteld aan het goed Het Klaphek. De nu
verrichte opgraving toont zelfs aan dat de middeleeuwse
bewoningsgeschiedenis van de Wolfelerenk nog verder
teruggaat. Aan de rand van de opgravingsput werd een houten
waterput gevonden. Waterputten bevonden zich vanuit praktisch
oogpunt altijd nabij een boerderij. Deze waterput is op grond van
dendrochronologische monsters rond het jaar 1000 gedateerd.
In de put werd alleen kogelpotaardewerk aangetroffen met onder
andere een randprofiel dat hier goed bij aansluit. Opvallend was
verder de grote hoeveelheid zandsteenbrokken in de putvulling,
die mogelijk zijn gebruikt als slijpsteen. In de nabijheid van
de put werden twee grondsporen (zonder vondstmateriaal)
gevonden die misschien aan deze bewoningsfase zijn te relateren.
Verder is er in de bouwvoor vondstmateriaal gevonden dat
in deze fase thuishoort: relatief veel kogelpotaardewerk, één
Paffrath- en één Pingsdorfscherf en verder twee riemtongen. Het
exemplaar dat het best dateerbaar is, is uit de 10e of 11e eeuw,
het andere exemplaar zou nog iets ouder kunnen zijn. Dit erf lijkt
echter maar zeer kort bestaan te hebben, en haalt in ieder geval
de tijd van de geschreven bronnen niet. Het zou goed kunnen
dat het erf een relatie heeft gehad met het ministeriale goed Den
Dam. Andere sporen die op het terrein zijn gevonden, zijn wat
postmiddeleeuwse (paal?)kuiltjes die geen duidelijke structuur
vormen, ongedateerde boomvallen en moderne leidingsleuven.
Afgezien van de twee eerder genoemde riemtongen, zijn er geen
middeleeuwse metalen artefacten gevonden. De datering van
metalen voorwerpen begint pas weer vanaf de 17e eeuw. Het gaat
om veel metalen voorwerpen. Deze vondsten horen bij de fase
dat de akkers van de enk intensief gebruikt werden.
Zutphensepracht.nl