JAARVERSLAG ARCHEOLOGIE 2016
Veerstraat
- -
Voorsteral l ee-AZC
Het geofysische onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd
voor het voorkomen van scheepswrakken of daarmee
samenhangende vondsten. Wel leverde het onderzoek een
nieuw beeld op van de ligging van de vestingwerken, waarna
het puttenplan voor de proefsleuven is aangepast om dit nieuwe
model te toetsen.
Tijdens het aansluitende proefsleuvenonderzoek werd een
klein deel van deze gracht in beeld gebracht, waarbij direct
ten noorden van de gracht het restant van een contrescarp is
aangetroffen. De ligging van de gracht komt vrijwel overeen
met de locatie waar deze op grond van historisch-topografische
kaarten werd verwacht, waarmee het beeld uit het fysisch-
geografisch onderzoek wordt weerlegd. Het originele model
bleek toch te kloppen. Door middel van het combineren van de
fysisch-geografische gegevens met de archeologische gegevens
bleek het achteraf mogelijk om de insteek van de gracht uit
de radarbeelden terug af te leiden. Ondanks de relatief kleine
waarneming kan op deze manier toch het gehele model van de
loop van de gracht door het plangebied worden bevestigd.
Zowel tijdens het grondradaronderzoek als tijdens het
proefsleuvenonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden
voor de aanwezigheid van scheepwrakken, -ladingen of
-ballast. De in 1863 ontdekte scheepslading laatmiddeleeuwse
steengoedkannetjes is niet gelokaliseerd.
Een kleine opgraving in de Veerstraat had tot doel om de
veronderstelde vestingmuren van het hoornwerk ter plaatse te
beschermen. Door deze resten op te graven en te documenteren
kon het palenplan voor de nieuwbouw dusdanig worden
aangepast, dat de muren in situ behouden konden worden.
In de 17e eeuw werden drie hoornwerken toegevoegd aan
de Zutphense vesting. Menno van Coehoorn moderniseerde
deze vesting rond 1706. Daarbij werden alle hoornwerken
gesloopt. Twee ervan werden vervangen door lunetten,
het derde zuidelijke hoornwerk werd vervangen door een
hoornwerk nieuwe stijl, wat inhield dat er tegenover de courtine
een ravelijn aan werd toegevoegd, en bovendien werden
de hoorns aan de binnenzijde voorzien van een oreillon,
een halfrond bastion ('oorklepbastion'), waar kanonnen op
geplaatst konden worden. De bijbehorende gracht heet de
Cabinetsgracht. Het zuidoostelijke oreillon is in het zicht
(daar staat het appartementengebouw van het Hoornwerk op),
het noordwestelijke oreillon werd nu aangesneden. Dit was
gedeeltelijk nog intact, waarbij ook de rollaag aan de bovenzijde
nog aanwezig was. Een ander deel was echter tot op het
grondwater afgetopt om een kelder aan te kunnen leggen. Een
nieuw gegeven was dat de binnenzijde van het oreillon verstevigd
was met een serie steunberen. Daartussenin bevond zich een
zandlichaam dat uitstak boven de rollaag. Hierin werd een
kleipijp met trechtervormige ketel aangetroffen, die inderdaad
rond 1706 gedateerd kan worden.
Het oostelijk deel van het hoornwerk werd al eerder onderzocht,
waarbij onder meer de contrescarpmuur werd opgegraven,
alsmede de kruitkamer.
Dit onderzoek vond plaats naar aanleiding van de nieuwbouw
van een school bij het nieuwe asielzoekerscentrum. Afgezien
van twee mesolithische vuurstenen artefacten zijn er geen
aanwijzingen gevonden voor prehistorische activiteiten op het
onderzoeksterrein (al zal dit lage gebied waarschijnlijk wel als
weiland in gebruik zijn geweest in de late prehistorie). Daarmee
wijkt de situatie totaal af van de opgravingsresultaten op de kop
van het paraboolduin, dat extreem rijk is aan prehistorische
sporen. De stratigrafie van het terrein is zeer eenvoudig. Het
terrein bevindt zich in de uitgestoven vlakte ten westen van
Zutphensepracht.nl