JAARVERSLAG ARCHEOLOGIE 2016
waaronder minstens één graf met een urn. Grafvelden liggen
nooit ver van nederzettingsterreinen verwijderd. Gezien het feit
dat de rivierduin waar Zutphen nu op ligt de enige hoge plek
in de directe omgeving is, is het zeer goed mogelijk dat in dit
grafveld de eerste Zutphenaren begraven liggen. Althans, mensen
die toen woonden op de plek waar Zutphen later is ontstaan.
Deze vondst is bijzonder, omdat het gaat om de eerste fase van
een lange periode waarin
veel werd gecremeerd,
maar het feit dat een urn
in de ondergrond van een
middeleeuwse stadskern
3200 jaar behouden is
gebleven maakt de vondsten
extra speciaal. Toch heeft
het grafveld niet heel lang
de status van grafveld
behouden, want reeds in de
midden-ijzertijd (ca. 500 -
250 voor Chr.) werd op het
terrein akkerbouw bedreven.
Ook moet er ter plekke
of zeer nabij gewoond zijn. Er zijn immers ook relatief veel
aardewerk en paalsporen gevonden, maar duidelijke structuren
zijn daarin nog niet te herkennen.
In de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen ontstaat er een
hiaat, een periode waaruit geen of nauwelijks vondsten a&omstig
zijn. De oudste middeleeuwse vondsten bestaan uit een enkel
fragmentje Badorf aardewerk en een kruis-emailfibula, en
dateren uit de 9e of 10e eeuw. Iets jonger en ook algemener is het
Pingsdorf-, Paffrath- en protosteengoed-aardewerk. Dit duidt
er op dat waarschijnlijk in
de 12e eeuw, maar vooral
in de 13e eeuw, weer veel
activiteiten in het plangebied
plaatsvinden. Ook nu
wordt er veel landbouw
bedreven en zijn er weinig
sporen rechtstreeks te
koppelen aan deze periode.
Een unieke vondst betreft
een waterwerk dat in
de 13e eeuw gedateerd
wordt. Dit waterwerk
bestaat uit een oost-west
georiënteerde sloot die
rondom het akkerareaal
heeft gelegen, met haaks
daarop een sloot die
richting het noorden afwatert, richting de Berkel. In deze
noord-zuid georiënteerde sloot is een smalle plank aangetroffen
die onderdeel geweest moet zijn van een stuw, bedoeld om
de waterstand op het akkerareaal te reguleren. Mogelijk heeft
deze stuw ook gefunctioneerd om sterk opkomend Berkelwater
buiten te houden, want in het begin van de 13e eeuw heeft de
graaf de Berkel laten verleggen door de Molenbeek te laten
graven, bedoeld om watermolens tussen de Oude Stad en
de Nieuwstad aan te drijven (op de locatie van de huidige
Overwelving). Opmerkelijk is in elk geval dat ten noorden van de
stuw veel sterk ziltige overstromingspakketten in het profiel zijn
waargenomen en ten zuiden van de stuw niet.
Langs de Halvemaanstraat ontstaat een terrein dat kan worden
bestempeld als achtererf. De eerste percelering ontstaat en het
terrein wordt in drie lange percelen verdeeld, die aansluiten
op perceelsgrenzen van kavels aan de Laarstraat. Het eerste
perceel, vanaf de David Evekinkstraat bekeken, wordt in het
begin van de 17e eeuw verkocht aan de stad en gebruikt om
een nieuwe stadsgracht te graven. De wijk Polsbroek is in de
13e eeuw aangelegd buiten de middeleeuwse stadsmuur en
stadsgracht. De wijk kreeg een eigen omwalling met gracht. In
1591 wordt de stad veroverd door de Staatsen en tijdens het
twaalfjarig bestand wordt er hard gewerkt aan het moderniseren
van de verdedigingswerken. In het kader van deze modernisatie
is er tussen de Oude Stad en Polsbroek een extra vestingwal
met bastions en een gracht aangelegd. Opmerkelijk is dat de
begrenzing van dit perceel aan de oostkant werd gevormd door
een dikke muur bestaande uit 13e-eeuwse kloostermoppen,
opgevuld met brokken moerasijzererts (kistwerk). De
uitbraaksleuf van deze muur doorsnijdt de insteek van de gracht,
wat betekent dat vanaf het begin van de 13e eeuw tot na het
begin van de 17e eeuw hier een zware kloostermoppenmuur
heeft gestaan. Een muur die overigens keurig ophoudt voor
de Halvemaanstraat, een straat die kennelijk in de 13e eeuw
Zutphensepracht.nl