JAARVERSLAG ARCHEOLOGIE 2016 Berkelruïne Bronsbergen Tekst: Jos van Dalfsen, Bert Fermin en Michel Groothedde Het jaar 2016 was voor Team Archeologie van de gemeente Zutphen een buitengewoon druk jaar. Naast het vele onderzoek in Zutphen en Doesburg verhuisde het team ook nog naar de Hof van Heeckeren, het cultuurcluster in het gelijknamige stadspaleis naast het stadhuis, aan het monumentale plein 's-Gravenhof. De dienstingang van Team Archeologie, en die van de museumcollegae, is gevestigd aan Kuiperstraat 13, nota bene in dezelfde ruimten waar het team in 1993 en 1994 opgravingen deed voorafgaande aan de verbouwingen destijds door de Rijksgebouwendienst. Nu zullen in de monumentale kelders en zalen van de Hof van Heeckeren straks de archeologische topvondsten te zien zijn als onderdeel van het Verhaal van de Stad van het nieuwe Stedelijk Museum. Team Archeologie had een belangrijke inbreng in de totstandkoming van de nieuwe museumopstelling. Bovendien is in 2016 het gemeentelijk Depot van Bodemvondsten, gevestigd in de Synagoge in de Dieserstraat, grondig verbouwd en gemoderniseerd. Er zijn heel wat dozen versleept dit jaar! Tot slot kreeg het team er een grote taak bij: vanaf mei 2016 werden beleid- en adviestaken over archeologische monumentenzorg in de Achterhoekse gemeenten aan de Zutphense beleidsarcheologen opgedragen door de Omgevingsdienst Achterhoek. Met name Davy Kastelein is het nieuwe gezicht van de regio-archeologie geworden. Aanleiding van dit onderzoek was het funderen en plaatsen van een toegangstrap tot de Berkelruïne op het tracé van de oude stadsmuur. Het vermoeden bestond dat de resten van de in 1953/54 gesloopte stadsmuur wel eens vrij ondiep onder het maaiveld behouden zouden kunnen zijn. Tijdens het onderzoek bleek dat in een deel van de bouwkuip daadwerkelijk nog muurresten aanwezig waren, op een geringe diepte van 20 cm. Het gebruikte materiaal en de metselwijze (Vlaams of Noords verband met kistwerk) wijst conform de verwachting op een bouw in de 13e of vroege 14e eeuw. Het gebruikte steenformaat komt in elk geval overeen met het bovengronds nog aanwezige metselwerk. De aangetroffen muurresten zijn na het blootleggen intact gelaten. Een insteek van de stadsmuur is niet waargenomen, daarvoor is de bouwkuip te ondiep aangelegd. Voor het overige bleek dat er nog resten van een klein bouwwerk aanwezig waren. De datering ligt vermoedelijk aan het einde van de 16e of vroege 17e eeuw. Blijkens de kadastrale minuut (1823) lijkt het te gaan om een schuurtje dat rond 1600 toebehoord heeft aan een gebruiker van het voormalige klooster Rondeel en vanaf 1664 het Burger Weeshuis. Ook deze resten zijn voor het overgrote deel in de bodem behouden gebleven. Een kleine opgraving in een bouwput van een huis (Bronsbergen 4c) heeft opvallend veel informatie opgeleverd over de genese van de rivierduinen in Bronsbergen, een mogelijk grafritueel in de late ijzertijd en middeleeuws agrarisch gebruik op de locatie. De buurschap Bronsbergen lag van oorsprong op een rivierduin dat zich waarschijnlijk verder naar het zuiden tot aan het oude Wichmond uitstrekte (de Salvatorkerk die Liudger hier in 794-797 langs de IJssel stichtte, stond waarschijnlijk op het hoogste punt). Op het rivierduin van Bronsbergen bevond zich een grafveld (een urnenveld), waarvan in de 20e eeuw op diverse momenten urnen zijn gevonden. Er zijn echter vrijwel geen vondsten bewaard gebleven, laat staan dat er aandacht is geweest voor (losse) crematieresten of grafstructuren. Het is niet ondenkbaar dat dit grafveld ook crematiegraven van na de urnenveldentijd (midden- en late ijzertijd) herbergde, zoals op het urnenveld bij het Meijerink is vastgesteld, maar we hebben daar geen concrete aanwijzingen voor. Vlak naast de opgravingsput ligt een afgegraven laagte. Bij het afgraven van dit stuk duin werden ook urnen gevonden, en dit gebied strekte zich naar het oosten uit tot bij het Harenberg. Bij de opgraving werd een grote concentratie materiaal uit de late ijzertijd ontdekt (aardewerk, tefriet, La Tèneglas). Wanneer we de vondsten vergelijken met het grafveld van het Meijerink, dan bestaat er mogelijk een relatie met het grafveld er pal naast. Mogelijk is er sprake van het deponeren van persoonlijke spullen van een overledene. Een dergelijk ritueel is voor het Meijerink echter beter aannemelijk te maken dan voor Bronsbergen, omdat hier verder nooit echt archeologisch onderzoek is gedaan. De aardewerkscherven uit de ijzertijd zijn later, in de middeleeuwen, verploegd. In de bouwput werd een fossiele akkerlaag aangetroffen die behalve ijzertijdaardewerk ook middeleeuws aardewerk bevat. Het gaat daarbij om Merovingisch ruwwandig aardewerk, Karolingisch Pingsdorf, volmiddeleeuws Pingsdorf, kogelpot en vroeg protosteengoed. Op het belendende perceel werd ook Hessens-Schortensaardewerk gevonden. In de omgeving is met andere woorden gedurende de hele vroege middeleeuwen (ook in de tijd van Liudger!) tot en met de vroege Zutphensepracht.nl

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Pracht (vanaf 2012) | 2017 | | pagina 28