Prins Maurits te gast Voorname bewoners vormde oorspronkelijk samen met de eetkamer één geheel en was de kapittelzaal", legt Van der Aa uit. En het moet gezegd, het woord zaal is niet geheel onterecht. Zeker met de plafondhoge tuindeuren die uitkomen op de huiskamerbrede veranda is het volume dat van een zaal. ,,En het leuke is'', gaat mevrouw Van der Aa verder, ,,in de eetkamer zit een deur - nu een ondiepe kast - die vroeger toegang gaf tot de Proostdij, de woning van de proost, de huidige Proostdijsteeg 1. En onze gang maakte toentertijd deel uit van een binnenplaats." De kapittelzaal heeft overigens niet zo heel lang dienst gedaan voor de vergaderingen van de hoge heren, rond 1625 werd ook dit deel van het pand een woning. Sindsdien woonde er tal van adellijke en andere belangwekkende figuren die het vaak ook als ambtwoning gebruikten. Daarnaast wilden de toenmalige bestuurders de Proostdij weer in ere herstellen als logeeradres voor de hoge adel wanneer die op bezoek was in Zutphen. Per slot van rekening had in 1592 Prins Maurits er al eens een nachtje geslapen. Maar daarvoor moest het pand wel flink worden opgeknapt, want de gedeputeerden van Zutphen constateerden dat het gebouw 'bouvellich' was en ten spoedigste diende te worden gerestaureerd 'om niet geheel onder die voet te vallen'. Sindsdien is de Proostdij meerdere keren en in meer of mindere mate gerestaureerd. De meeste recente restauraties volgden eind vorige en begin deze eeuw. Dertig jaar geleden kreeg woning van het echtpaar Van der Aa een zeer ingrijpende opknapbeurt onder supervisie van het Wijnhuisfonds, die het pand geschikt maakte voor de moderne tijd. En toen zeven jaar geleden de huidige bewoners erin trokken, volgde nog een flinke opknapbeurt. ,,Maar we hebben het geheel volgens onze eigen smaak mogen inrichten'', zegt Van der Aa. Toch heeft de eigen smaak beperkingen, want het echtpaar beseft terdege dat ze als bewoner van zo'n historisch pand ook een beetje rentmeester zijn. ,,We zijn ons bewust van de historische aard en rol van het pand, dus zijn we verplicht om er goed voor te zorgen.'' Dat brengt ook met zich mee dat ze gastvrij zijn en de deuren openen voor bezoekers tijdens verschillende Zutphense festiviteiten. ,,De gemeente heeft veel voor het aanzien van de stad gedaan, dus dan mogen wij best iets terug doen en laten zien hoe mooi het hier is.'' Het valt niet mee om de vroegste geschiedenis van de Proostdij te achterhalen. Gelukkig heeft het echtpaar Van der Aa een exemplaar van het boekje De proostdij te Zutphen door M.M. Doornink-Hoogenraad dat in 1975 verscheen in de Walburg Reeks. Daarin lezen we dat in oorkonden uit de elfde en twaalfde eeuw al proosten worden genoemd, maar dat die oorkonden zo goed als zeker vals zijn. Rond het jaar 1200 wordt het allemaal wat zekerder dat er een proost woonde en welke dat was. In de eeuwen daarna is steeds meer gedocumenteerd en wordt duidelijk dat het pand nogal eens van eigenaar wisselde en lang niet altijd onderdak bood aan bij de kerk betrokken functionarissen. Ergens halverwege de vijftiende eeuw kwamen de twee huizen, die ook nu nog deels de Proostdij vormen, in één hand. Daarna was het een komen en gaan van hoogstaande bewoners. Zo gebruikte in 1663 de gewezen commandeur Alexander Schimmelpenninck van der Oye de Proostdij als ambtwoning, terwijl burgemeester Evert Jan Benjamin van Golstein het in 1720 van zijn moeder erfde. Rond 1818 viel het

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Pracht (vanaf 2012) | 2016 | | pagina 40