De ZUTPHENSE PRAAM
Bij het uitgraven van een nieuwe
verkeerstunnel ('Marstunnel')
onder het spoor in Zutphen
werd in december 2014 een
scheepswrak aangetroffen. Er was
al rekening gehouden met eventuele
middeleeuwse scheepsresten. In de
directe omgeving was namelijk in
1863, bij de aanleg van het spoor en
nieuwe vestingwerken daaromheen,
een 14e-eeuwse scheepslading
aangetroffen. Het uitgraven van
het wrak van 2014 werd enigszins
belemmerd omdat het in zwaar
vervuilde grond was aangetroffen.
Er kon alleen in veiligheidskleding
worden gewerkt en er konden
geen vrijwilligers worden ingezet
omdat een medische verklaring
verplicht is bij werk onder dit soort
omstandigheden.
Beschrijving van het schip
Door: Bert (H.A.C.) Fermin, gemeente Zutphen
Het wrak lag scheef in de grond, met de
stuurboordzijde naar boven. Deze zijde
was dan ook grotendeels vergaan omdat
hij te ver boven de grondwaterspiegel lag.
De schuine ligging is het gevolg van de
locatie: het schip lag op het grachttalud
tussen het 17e-eeuwse Traliebolwerk en
het contrescarp. Deze gracht heeft tot 1863
opengelegen. Drie dendrochronologische
dateringen van het eikenhout plaatsen de
bouw van het schip rond 1647.
Het totale schip had een lengte van ca.
13 meter bij een maximale breedte van
2,70 meter. Aan de voorzijde was het
schip iets breder dan aan de achterzijde.
Deze lancetvorm zien we ook terug bij de
zompen die op de Berkel voeren. Het schip
heeft een vlak van eikenhouten planken,
waarvan de langste bijna 10 meter meet
en 60 cm breed is. Er is geen sprake van
een zaathout of kiel (een lengtebalk aan
respectievelijk de boven- en onderzijde
van het vlak). De middelste planken van
het vlak eindigen in een lip waarop de
Uitgraven van het schip in het cunet van de Marstunnel
Bovenaanzicht van de Zutphense praam
stevens staan. Deze stevens zijn krom en
hebben een sponning de huidplanken in
vallen. In totaal zijn er drie huidgangen,
waarbij bij de boeg nog berghouten zijn
aangebracht over de bovenste gang.
Het vlak wordt bijeengehouden door
middel van 13 liggers die met toognagels
(houten pennen) aan het vlak zijn
gehecht. De vlakplanken zijn verder niet
onderling verbonden en de naden ervan
zijn niet gebreeuwd. Tegen de regels in
bevindt zich aan de zijkanten van de
vlakplanken spinthout. De huidplanken
zijn vastgetoogd (gepind) aan de korven
(spanten), die om en om tussen de liggers
zijn vastgetoogd op het vlak. Bovendien
bevinden zich in de boeg twee wrangen
(gebogen "liggers" die niet aan het vlak
zijn genageld maar aan de steven) om de
gebogen planken goed in vorm te houden.
De huidplanken zijn overnaads over
elkaar gehecht met ijzeren nagels. Omdat
deze planken geen 13 meter lang zijn,
zijn ze in de lengte aan elkaar bevestigd
met genagelde liplassen. Tussen deze
lassen is wèl breeuwmos toegepast. Aan
de voorzijde is een groot gedeelte van
een plecht aangetroffen. Deze rustte op
dekbalken die verbonden waren met de
13 korfparen en de slapers (spanten die
niet op het vlak rusten). De dekbalk aan
de hartzijde van de boot is aan de korven
36 Zutphensepracht.nl