-rf, Boterbereiding op 't Halfvasten Vanaf december is er een boek met DVD 'Ode aan 't Halfvasten' te koop, o.a. via de website van de Stichting IJselhoeven, www.ijsselhoeven.nl het gemengde bedrijf en heeft als hoofdkenmerk dat woon-, stal-, werk- en opslagruimte zich onder één dak bevinden. Het hallehuistype komt in Gelderland algemeen voor. Het heeft een eenvoudige rechthoekige plattegrond, met lage zijgevels, en een dragende houtconstructie met (ankerbalk)gebinten. De grote inrijdeuren naar de deel bevinden zich in het midden van de achtergevel. In de lage delen, links en rechts van het middendeel, bevinden zich de stallen voor koeien, paarden en varkens met daarboven lage zoldertjes (de hildes) voor de opslag van hooi en stro. Ook de hoger gelegen zolder boven de deelvloer wordt gebruikt als opslagruimte. Het woongedeelte wordt van het bedrijfsgedeelte gescheiden door een zogenaamde 'brandmuur'. De grote kamer bevindt zich in het midden, met een stookplaats die diende als verwarming en als kookfornuis. Achter de wandjes, aan weerszijden van de grote kamer, zitten ruimtes die in gebruik zijn als slaapplaats, berging, spoel- of wasruimte en meestal een kelder voor de opslag van levensmiddelen. De T-vormige noklijn van 't Halfvasten is later ontstaan, door het verhogen en verbreden van de twee oorspronkelijke zijgevels en het plaatsen van een nieuw dak dwars op het bedrijfsdeel. Als gevolg van veranderingen in bedrijfsvoering deden de meeste veranderingen en bouwkundige aanpassingen zich voor in het bedrijfsdeel van de boerderij. De van oudsher gemengde boerenbedrijven met voornamelijk akkerbouw veranderden vanaf het midden van de 19e eeuw naar een melkveebedrijf. Deze ontwikkeling is in de indeling van de plattegrond van 't Halfvasten terug te vinden; de melk of karnkamer en de spoelkamer bevinden zich namelijk direct achter het oorspronkelijke woongedeelte. Tot ca. 1850 werden de koeien twee keer per dag met de hand gemolken en werd de melk direct door de boerin verwerkt tot volvette zogenaamde "zoetmelkse" kaas. Het product wat overbleef heet 'wei' dat werd weggezet om 'op te romen'. De opgeroomde 'weiroom' werd afgeschept en gekarnd tot 'weiboter' die voor consumptie werd gebruikt. De wei die daarna overbleef werd aan de kalveren en de varkens gevoerd. Later werd van de dagmelk direct roomboter gemaakt die van veel betere kwaliteit was dan weiboter. De bereiding van roomboter was eenvoudiger en minder arbeidsintensief dan de bereiding van kaas en hoorde bijna op elke boerderij tot de dagelijkse werkzaamheden. Om van melk roomboter de maken werd de avondmelk 's nachts weggezet in bakken in de melkkamer of in de kelder en roomde daar 24 tot 36 uur op. Het oproomproces kon na 1865 worden versneld doordat vanaf toen gebruik werd gemaakt van waterkoeling. De melk werd in speciale koelvaten (Swarz- vat) gegoten. Deze vaten hadden een inhoud van 50 liter en werden in een bak met koelwater (bronwater) gezet waardoor de melktemperatuur al snel kon worden teruggebracht naar 12°C. De volgende morgen werd de opgeroomde melk afgeschept en verder verwerkt (gekarnd) tot boter. Swartz-vat dat werd gebruikt op 't Melkkamer 't Halfvasten. De ladder Halfvasten leidt naar de meidenkamer Koelbak die werd gebruikt voor het Spoelkamer met waterpomp afkoelen van de Swarz-vaten met melk 57 t Kaart kadastrale minuut, 1811-1832, bijna rechthoekige plattegrond en een grote vrijstaande schuur Kaart kadastrale minuut, 1811-1832, bijna rechthoekige plattegrond en een grote vrijstaande schuur

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Pracht (vanaf 2012) | 2014 | | pagina 57