erf-afscheiding begrensd. Dit is vastgesteld door een sleufje te graven om het einde van de constructie vast te stellen. Aan de noordkant is, zoals gezegd, een deel vergraven met de bouw van het pakhuis. Het vermoeden bestaat echter dat de erf-afscheiding precies de perceelbreedte van ca. 5 meter volgt. Het is dus een particuliere constructie geweest. De bijna 5 meter lange balk waar de planken tegen aangespijkerd zijn, heeft een doorsnede van 15 x 6 cm. Mogelijk is hij gebruikt in de binnenconstructie van het schip. Vergelijkbare balken kennen we van de Bremer kogge, een 14e-eeuws schip dat vrij compleet is terug gevonden. Waarschijnlijk was deze balk oorspronkelijk bevestigd aan twee staanders, maar er is er slechts één gevonden. Mogelijk bevond zich een tweede staander in de insteek van het pakhuis van Iliohan, waar het hout immers is weg gesloopt. De teruggevonden staander is een bijgewerkte boom, die bij de stronk vlak is afgekapt (niet in een punt). Ook de zijtakken zijn afgekapt. De stam is iets gekantrecht maar bij het hogere, smallere deel heeft de balk de originele ronde doorsnede van de boom. Ook is de stam iets gebogen. Misschien gaat het hier om een oude huispaal. In de 13e eeuw werden vaker relatief onbewerkte stammen gebruikt, die aan de basis veel breder zijn dan bovenin. Een mooi voorbeeld is de opgegraven rechtopstaande stam in de gevelconstructie van het aangrenzende huis. De gebruikte planken hebben een dikte tussen de 2,5 Toognagel 46 Spantscheepshout en 3,5 cm, de breedte varieert nogal, met een gemiddelde van 18 cm. In één stuk dat nog in zijn oorspronkelijke verband zat, werden afwisselend breedtes van 11 en 19 cm gebruikt. De lengte is niet relevant omdat deze begrensd is door de conserveringsomstandigheden. In de planken zijn houten toognagels aanwezig waarmee de planken oorspronkelijk tegen de spanten aan zijn gezet. Deze hebben consequent een onderlinge afstand van 22,5 cm. Die zelfde maat komen we tegen bij de afstand van de ijzeren nagels. Opvallend is dat er twee constructiemethoden door elkaar zijn gebruikt. Een deel van de planken is overnaads (gepotdekseld) aan elkaar bevestigd. Dat wil zeggen dat de planken elkaar overlappen en met dubbel omgeslagen nagels (naaiwerk) strak tegen elkaar is gezet. Een ander deel is echter in een karveelconstructie samengevoegd: de planken liggen met de zijkanten tegen elkaar aan, waardoor een glad oppervlak ontstaat. In de lengte zijn de planken aan elkaar verbonden middels een schuine liplas, de aan de uiteinden afgeschuinde planken overlappen elkaar en zijn vervolgens aan elkaar genageld. Opvallend is dat er ook sprake is van planken die gespleten zijn op de toognagelverbindingen, waarna de ontstane scheuren weer gerepareerd zijn met sintelwerk. Behalve huidplanken en de eerder genoemde lange balk zijn er nog andere onderdelen verwerkt in de constructie. De eerste is een rechthoekige balk met een resterende lente van 110 cm en een doorsnede van 16 x 10 cm. De functie daarvan is onduidelijk. Een secundair aangepunte balk van zilverspar draagt kepen met toognagels. Vrijwel zeker hebben we hier met een deel van een spant te maken. De huidplanken vielen in de kepen en werden vervolgend vastgetoogd. Een laatste deel is een glad gemaakte ronde balk met een diameter van 25 cm, gemaakt van zilverspar. Het zou om een deel van een mast kunnen gaan, maar zeker is dat niet. Wat kunnen we nu zeggen over dit schip? Het gebruik van zowel overnaadse als karveelconstructie in één schip is kenmerkend voor koggeschepen.4 Vaak is het deel boven water overnaads en het deel onder water karveel gebouwd. Een deel van de huidplanken loopt bovendien spits toe. Dat betekent dat ze bij de kiel gesitueerd moeten zijn. Het gebruik van spitse planken bij de kiel lijkt een vroeg kenmerk in de koggebouwtraditie te zijn, bij de later schepen eindigen de planken recht. Hoewel de term kogge in Friesland al in de 9e eeuw werd gebruikt voor bepaalde scheepstypen5, gebruiken scheepvaartdeskundigen de term voor een specifiek type middeleeuws vrachtschip dat in de 12e eeuw ontstaat. Het gaat daarbij waarschijnlijk om een combinatie van Noordzee-bouwtradities en Mediterrane bouwtradities waarmee men tijdens de Kruistochten in aanraking was gekomen. De twee oudste koggeschepen die we kennen komen uit Denemarken en dateren uit resp. 1150 en 1188.6 Het oudste koggeschip uit Nederland, gevonden in Rutten (Noordoostpolder) dateert uit 1265-1275.7 Andere koggen die we kennen zijn bijvoorbeeld gevonden in Doel (1325), Nijkerk (1336), Bremen (1380), Kampen (vroege 15e eeuw) en Stockholm (14e eeuw). De in Zutphen gevonden resten zijn ook dendrochronologisch gedateerd: 1235 +/- 5 jaar. Daarmee zijn dit de oudste resten van een koggeschip die tot nu toe in Nederland zijn gevonden. De lange staander, die géén deel heeft uitgemaakt van dit schip, is dendrochronologisch gedateerd in 1246. Daarmee moet het schip tenminste 11 jaar

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Pracht (vanaf 2012) | 2014 | | pagina 46