Mee met de stadsgids Kanon BOURGONJETOREN de avonduren wordt de stadsmuur aangelicht vanuit de patio en kijk je door het vele glas letterlijk door het kantoor naar de stadsmuur en de toren." Het koepeltje gaat maar een paar keer per jaar open zoals voor het festival Gast in Zutphen en de Monumentendagen. De toren wordt gebruikt voor bijzondere gelegenheden en is voor het publiek te bezichtigen tijdens een stadswandeling. Jan Gibcus van het Zutphens Gilde opent regelmatig de zware toegangsdeur voor een groep bezoekers. Hij weet alles van de toren en vertelt er graag over. "De Bourgonjetoren is in 1457 gebouwd tijdens de Gelders-Bourgondische oorlog. De muren zijn 3.90 meter dik en op de begane grond stond één van de grootste kanonnen van Europa." De inwoners van Zutphen voelden zich in de tweede helft van de 15-de eeuw bedreigd door de oprukkende Bourgondiërs die hun koninkrijk wilden uitbreiden richting Waddenzee. De Zutphenaren besloten een zware geschutstoren te bouwen om de stad en de haven te verdedigen. De stad had haast en begon in maart 1457 met man en macht te bouwen aan het verdedigingswerk. Het was een enorme operatie. Eerst moest de oude veertoren worden afgebroken om ruimte te maken voor de geschutstoren. Daarna werd er een enorme bouwput gegraven. "De IJssel kwam in die tijd tot aan de stadsmuur en een groep mannen was dag en nacht bezig met hozen om de bouwgrond droog te houden", vertelt Gibcus. Voor het hozen gebruikten de mannen zakken die van koehuiden waren gemaakt, leren zakken dus. Daarna moest men 'paele stoten', wat middeleeuws is voor heien. In totaal werden er 750 grote stammen van elzenhout en 130 kleine palen in de drassige grond geslagen. Op de fundering van elzenhout kwam een basis van 664 voet Bentheimersteen. Twee veldovens langs de IJssel waren continue bezig met het bakken van stenen van rivierklei want de toren moest binnen een jaar klaar zijn. "Je moet niet onderschatten hoe er vroeger gebouwd werd. Het was bijna allemaal mankracht. Mannen namen de stenen op hun schouder en sjouwden die naar boven. Ze waren snel versleten", vertelt stadsgids Gibcus. In totaal werden er 290.300 nieuwe stenen in de toren verwerkt en daar kwam ook nog een aantal oude schoon gebikte stenen van de veertoren bij. De bouw van de toren moet in die tijd het gesprek van de dag zijn geweest. Er waren zoveel mensen aan het werk. De muren werden gemetseld tot ze bijna vier meter dik waren. Op de benedenverdieping kwamen drie inhammen met schietgaten, die bestemd waren voor een groot kanon. Op de eerste verdieping kwamen vijf nissen. Er waren dus acht schietgaten en van daaruit kon men een schotveld van 180 graden bestrijken. De randen van de schietgaten werden 'afgebiesd' met lijsten van een zeer harde steensoort, Drachenfels. Na een jaar was de toren klaar, een huzarenstukje. De aanschaf van het kanon is een verhaal apart. In Duitsland werd één van de grootste kanonnen uit die tijd besteld. Het was een indrukwekkend stuk geschut: de loop was vijf meter lang en het kanon woog meer dan tien ton. Er werd ook één kogel geleverd en een mal, zodat Zutphen voortaan zelf munitie kon maken. Vanwege zijn gewicht kon het monsterkanon alleen op de benedenverdieping worden geplaatst en dat gebeurde onder toeziend oog van het gilde van Zutphense schutters. De stemming was feestelijk toen het kanon werd ingewijd: de bijgeleverde kogel vloog door de lucht en kwam met een grote plof wat verderop neer. Daar moest op gedronken worden. De aanwezigen lieten zich de wijn goed smaken en gingen daarna naar de herberg om een eenvoudig maal te gebruiken. Toen het feest achter de rug was, moesten er natuurlijk meer kogels worden gemaakt, want aan die ene afgevuurde kogel had de stad niet veel. Er werden restanten natuursteen van de kerkmeester van de Walburgiskerk gekocht en de steenhouwer hakte daar kogels van. Met het monsterkanon achter de hand voelden de Zutphenaren zich veilig in hun vesting. Pikant detail: het wapen was niet betaald! Het [jpfiiJiiiillliriii Gebouwd 1457 als verdedigingstoren in strijd tegen de Bourgondiërs. Op de toren een theekoepel uit 1742. De zg. Martinetskoepel waarin predikant-filosoof J.F. Martinet eind 18de eeuw zijn werkkamer had. wijnhuisfonds

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Pracht (vanaf 2012) | 2014 | | pagina 22