Achter onooglijke gevels zitten de mooiste schatten
Jeroen Krijnen vertelt over zijn vak als bouwhistoricus
■H» m
Bouwhistorisch onderzoek is erop gericht de bouwgeschiedenis
van een pand inzichtelijk te maken. Aan de hand van de
resultaten van dit onderzoek kunnen vóór en tijdens de
verbouwing en restauratie keuzes worden gemaakt, die recht
doen aan de waarde van het pand.
Als middelbare scholier in Apeldoorn keek hij al vaak omhoog
langs de gevels. Architectuur had zijn interesse. Rond 1985
werd er veel gesloopt in Apeldoorn en Jeroen Krijnen, nu
bouwhistoricus in Zutphen, begon te beseffen dat er iets
waardevols op het spel stond. Zijn school, de Koninklijke
Scholengemeenschap stond in de Parkenbuurt, een prachtige
wijk met grote villa's van Oud-Indiëgangers. Hij zag er dat de
oude meisjesschool werd afgebroken en er later nieuwbouw
werd gepland. Dat leverde protest op van de Apeldoorners.
Krijnen volgde de discussie in de krant en verdiepte zich in de
geschiedenis van Apeldoorn. "Ooit stond er een middeleeuwse
kerk op het plein voor het raadhuis," vertelt hij. "In 1842
verrees een nieuwe kerk aan het einde van de Loolaan. Die plek
had de voorkeur van koning Willem II. Dan hoefde hij niet zo
ver te rijden." Het gemeentebestuur zag daardoor haar kans
schoon om de in slechte staat verkerende middeleeuwse kerk te
slopen en een plein te realiseren vóór het nieuwe raadhuis.
Krijnen studeerde in Utrecht architectuurgeschiedenis
en woonde er in de perfecte omgeving met uitzicht op
de historische stadswallen. Terugkijkend maakte het vak
restauratie-ethiek het meest indruk op hem als student.
"Daarin leer je door een restauratielaag heen te kijken. Je
krijgt objecten te zien die perfect gerestaureerd zijn. Stel je
maar een compleet middeleeuws kasteel voor, gerestaureerd
begin twintigste eeuw. Je moet wel drie keer kijken om te
onderscheiden, wat echt is en wat restauratie. Prachtig, maar
vaak werden alle verbouwingen uit de vijftiende, zestiende
en achttiende eeuw compleet weggepoetst. Reconstruerende
restauraties waren destijds de norm. Een gebouw verdient het
om zijn eigen geschiedenis te vertellen in al zijn gelaagdheid. Je
weet nooit precies hoe het er ooit heeft uitgezien. Het is als een
puzzel waarvan stukjes ontbreken. Je zoekt naar bouwsporen en
soms duurt het even voor een ontbrekend puzzelstukje opduikt.
Daarover gaat het bij het vak bouwhistorie."
Utrecht en Den Bosch zijn bepalende steden voor Krijnens
ontwikkeling tot bouwhistoricus. Hij kreeg een stageplek in Den
Bosch. Vier maanden werkte hij er fulltime in een pand aan de
Hinthammerstraat. "De voorgevel uit 1961 was onbetekenend,
maar de bovenwoning was voor mij als bouwhistoricus de
hemel. We vonden er balkenlagen uit de vijftiende eeuw. Het
was de bedoeling dat we het pand zouden opmeten, maar
toen we tegen de wand drukten viel er wat pleisterwerk af.
We vonden een complete muurschildering uit de 16e eeuw,
de eerste laag liet een gesjabloneerd patroon zien, maar