Column
Waar nu de haringkar staat
Een middeleeuwse waterput
achter De Munt
Bij werkzaamheden in
de tuin achter De Munt
in de Rodetorenstraat 12
werd door de eigenaren
Melgert Spaander en Bert
Strijbos een waterput
ontdekt. Deze put was wel
al historisch bekend. Hij is
nooit helemaal gedempt
en was afgedekt met
platen hardsteen. Dit bood
de mogelijkheid om de put
nader te onderzoeken.
Het was mogelijk om
zeven meter af te dalen
in de put, dieper was hij
gevuld met aarde en hout.
De precieze diepte is
dan ook niet bekend. Het
punt waar het hout zich
bevond lag net boven de
grondwaterspiegel
In de opbouw van de
put zijn vier niveaus
te onderscheiden.
Het onderste bestaat
uit kloostermoppen
(tienlagenmaat van
82 cm). Daarboven
bevindt zich een niveau
van natuurstenen
blokken, 4.30 meter hoog. Dit zijn zorgvuldig bekapte blokken
Drachenfelstrachiet met een dikte van 12 tot 24 cm. Het
derde niveau bestaat weer uit kloostermoppen en het geheel
is bekroond met een koepel van kleinere bakstenen met een
formaat van 23 x 111/2 x 5 cm.
De gebruikte kloostermoppen en trachietblokken duiden er
op dat de put ergens tussen 1350 en 1450 gebouwd zal zijn.
De koepel is een 19e-eeuwse aanvulling die nodig was om
een pomp op de put te kunnen plaatsen. De gietijzeren buis
waardoor het water werd opgepompt was nog over de gehele
lengte aanwezig.
Het is bijzonder om een middeleeuwse water- put te vinden
die nog open ligt. Meestal zijn ze volgegooid met puin op
het moment dat huishoudens werden aangesloten op het
waterleidingnetwerk. Ook zeer bijzonder is het gebruik
van trachietblokken, die immers van ver moesten worden
aangevoerd en waarvan de productie nogal arbeidsintensief
was. In het oosten van Nederland, in de Achterhoek en Twente,
worden wel vaker natuurstenen putten aangetroffen. Het gaat
dan echter om jongere
putten van Bentheimer
zandsteen, dat zachter is
en van minder ver hoefde
te worden aangevoerd. De
put zal vrijwel zeker worden
gerestaureerd door het
Wijnhuisfonds en zal dan
toegankelijk zijn op open
monumentendagen.
Een blik in de put. We zien hier de 19e-eeuwse
gietijzeren buis langs de mid- deleeuwse trachietblokken.
Foto: Bureau Archeologie gemeente Zutphen
kloostermoppen
trachietblokken
kloostermoppen
Zutptien Ttirfsfiaat
stond vroeger op de Overwelving dit pand. Bijna niet meer voor
te stellen hoe, door dit ene imposante gebouw de Turfstraat
prachtig vloeiend doorliep in de Nieuwstad.
Het kwam omdat mijn vrouw haar trein dreigde te missen.
Om haar te helpen, stapte ik snel ongewassen en ongeschoren
in de auto om haar op tijd af te leveren. Nu ik toch in de stad
was, reed ik meteen maar even langs de Groenmarkt om mijn
pak van de stomerij te halen. Uitgestapt zag ik ineens een
bekend gezicht. Was dat niet architect Soeters, mijn idool?
De schepper van eigentijdse kastelen bij Den Bosch en het
Java-eiland in Amsterdam, de ruimteregisseur die speelt met
bebouwingsdichtheden?
Ik knikte. Hij knikte terug.
Weer buitengekomen met mijn kleren, zag ik hem weer!
Stinkend, met baard, sprak ik hem aan. 'Bent u soms de heer
Soeters'. Het was Soeters. Ik uitte mijn bewondering voor zijn
werk. De behoefte bezig te zijn met het oude Zutphen bleken we
gemeen te hebben. We spraken af!
Later onder de Wijnhuistoren praatten we over schoonheid,
over het spelen met bebouwingsdichtheden, de verspringende
gevels van Camillo Sitte, de wijze van tekenen van Giambattista
Nolli, de behoeften van het menselijk oog. En ook over zijn
ouderwetse modernistische collega's (mijn woorden). Onze
tijd van behoefte aan reflectie. 'Wie zijn we, waar komen we
vandaan'.
Natuurlijk zou Soeters graag eens wat doen in Zutphen. Ik had
een troef en daagde hem uit om een hartveroverend ontwerp
te maken op de plek van dat prachtige oude gebouw op de
Overwelving, waar nu altijd de haringkar staat. Een brutaal
gebouw mag wellicht, maar niet 'Fuck de context', foutje!
Soeters was onder de indruk van deze mooie oude ansicht
van het pand. Wat zou het mooi zijn als hij met een prachtig
postmoderne schepping de oude en de Nieuw(e)stad weer
zou verbinden! Hij beloofde me daar 's naar te kijken. Maar
Soeters moet later gedacht hebben: moeilijk, gemeente Zutphen,
Khandekar en de projectontwikkelaars hebben andere ideeën.
Weg moet het oude Dullaertpand. Alles nieuw en modernistisch!
De haringkar van Hendriks mag op zijn plek blijven; die is voor
onze Zutphenbeleving bijna net zo belangrijk.
Toch?
Cornelis
23