xim xni A Bert Fermin en Michel Groothedde 1820 1825 1830 1835 1840 1845 1850 1855 1860 1865 1870 1875 1880 1 1890 1895 1900 1905 1910 sporen ;lI gemren late bronstijd natuurlijk recent XIIA XVI Warnsveld, Den Bouw: overzicht over de gefaseerde sporen van de opgraving. groenzones van het complex (zie ZAP 18). Eind 2009 kon de eerste echte opgraving van start gaan. Deze heeft in totaal zeven dagen in beslag genomen. Het onderzoek vond plaats aan de noordwestzijde van het com plex, aan de Bonendaal. Het onderzochte terreindeel heeft bewonings- sporen uit twee perioden opgeleverd. De oudste resten dateren uit de Late Bronstijd. Deze periode is vooral bekend vanwege de urnenvelden en loopt van ongeveer 1100 tot 800 voor Christus. Uit deze tijd zijn er drie gebouwtjes opgegraven, zogenaamde spie kers. Dit zijn kleine opslagschuurtjes op vier palen, waarbij de vloer een eindje boven het maaiveld lag om de vochtschade te beperken. Een andere methode voor opslag werd ook aangetroffen, namelijk inkuiling. Een grote hoeveelheid aardewerk uit één van de kuilen geeft een mooi inzicht in de gebruikte pot- vormen. Na de Late Bronstijd wordt het bijna 2000 jaar stil op deze plek. In ieder geval wordt er niet meer gewoond tot er in de middel eeuwen weer een erf verschijnt. Dit erf is niet bekend uit de historische bronnen, die voor het gebied rond de kerk van Warnsveld niet verder terug gaan dan 1304. Toch is de stichtingsdatum van het erf zeer scherp te dateren: 1101 na Christus. Deze datering is afkomstig van een uitgeholde eikenhouten boomstam die als waterputbeschoeiing werd gebruikt. Deze put werd al in 2005 gevonden bij de rioolvervanging in de Bonendaal. Door het vergelijken van reeksen jaarringen in het hout is het mogelijk om tot een exacte date ring te komen. In het nu opgegraven deel onder Den Bouw werden ook de resten van een schuur uit deze periode gevonden. Deze resten bestaan uit donkere verkleuringen op de plaatsen waar ooit houten palen zijn ingegraven. Vaak bevatten deze grondsporen bovendien aardewerk dat specifiek is voor een bepaalde periode. Een hoofdgebouw is niet opgegraven. Dit ligt waarschijnlijk nog onder het resterende stukje grasveld en de stoep richting kruising. Naast de schuur lag ook een klein waterputje waarvan de beschoeiing bestond uit een tonnetje. Nog meer aan wijzingen kwamen uit de greppel die naast het gebouwtje lag. Deze bevatte een grote hoeveelheid aardewerkscherven, houtskool en verbrande leem. Leem werd in de middel eeuwen gebruikt om wanden van gebouwen mee af te strijken. De basis voor een dergelijk wand bestond uit houten ramen waar tussen vlechtwerk was aangebracht. Het feit dat de leem in de greppel verbrand is, duidt erop dat de schuur is afgebrand. Omdat van het aar dewerk bekend is in welke periode het gefa briceerd is, is het mogelijk te zeggen wan néér het gebouwtje is afgebrand. Dit moet ongeveer tussen 1150 en 1175 zijn geweest. Dit was meteen het einde van het erf. Tot de bouw van Den Bouw in 1957 is er op de plek nooit meer gewoond. Dat betekent echter niet dat er niets meer gebeurde op deze plek. De twaalfde-eeuwse greppels maken een bijna haakse hoek over het terrein. Deze grep pels zijn in de eeuwen daarna steeds weer opnieuw uitgegraven, maar steeds net naast de vorige. Zo blijkt dat de greppels gedurende de hele middeleeuwen en de periode daarna in gebruik zijn gebleven, tot in de negen tiende eeuw. De greppels vormden de grens tussen het hoog gelegen bouwland en de laag gelegen weilanden. De opgraving krijgt in 2011 nog een staartje als de vleugel aan de zuidoostzijde van het terrein verbouwd gaat worden. Zutghen

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen MoNUmentaal (2000-2012) | 2011 | | pagina 8