Laarstraat
A
Bert Fermin en Michel Groothedde
1 820 1 82 5 1 830 1 835 1 840 1 845 1 850 1 855 1 860 1 865 1 870 1 875 1 880 1
1890 1895 1900 1905 1910
In 2009 werd de riolering in de Laarstraat
vervangen. De rioolvervanging maakte deel
uit van een algehele facelift van de straat. Het
oude riool was gemetseld en dateerde uit de
negentiende eeuw. Voor de nieuw aan te leg
gen riolering, die een grotere diameter heeft
en dieper kwam te liggen, moest veel grond
worden verzet. Aangezien de van oorsprong
middeleeuwse Laarstraat een hoge archeo
logische waarde heeft op de Gemeentelijke
Archeologische Waardenkaart, was archeolo
gische begeleiding gewenst.
De Laarstraat (en in het verlengde daarvan de
Warnsveldseweg) is de directe verbindings
weg tussen Zutphen en Warnsveld (en verder
oostwaarts naar Lochem en Münster). Aange
zien beide plaatsen een bewoningscontinuï-
teit kennen die teruggaat tot de vroege mid
deleeuwen of eerder, mogen we aannemen
dat deze weg eveneens zo lang bestaat. De
weg liep daarbij over het hoogste deel van de
Polsbroek. De Polsbroek was de moerassige
delta van de Berkelmonding. Tot de dertiende
eeuw stroomde deze rivier ten zuidoosten
van de stad Zutphen in de IJssel. De arche
ologische begeleiding in de Laarstraat heeft
extra inzicht gegeven in het paleoreliëf in dit
gebied, dat zich kenmerkte door een afwis
seling van smalle rivierbeddingen en oever-
wallen. In de dertiende eeuw werd de Berkel
verlegd. Dit was een grafelijk initiatief. Het
had tot doel om stuwing te creëren voor een
nieuw gebouwd watermolencomplex tussen
Zutphen en de Nieuwstad. Hiervoor werd de
Berkel dwars door het rivierduin heen gegra
ven en aangesloten op de twaalfde-eeuwse
omgrachting aan de Rozengracht. De oude
Berkellopen ten oosten van de stad vormden
de basis van een omgrachting (met aarden
wallen) rond de Polsbroek. De omwalling (of
omdijking) van het gebied is historisch bekend
onder de naam Ruwersdijk.
Omdat de Laarstraat al sinds de middeleeu
wen een zeer brede straat is, is het aanneme
lijk dat de straat is gesticht als marktstraat.
Deze markt lag weliswaar binnen de wallen
en grachten van het Polsbroekgebied, maar
werd buiten de stadsmuren van het vrije
Zutphen gesticht en kan dus gezien worden
als een grafelijke stichting. Het grote aantal
erven in de Spittaalstad dat volgens archie
fonderzoek herenthijns betaalde, bevestigt
dit beeld. Dit maakt het aannemelijk dat de
gehele Spittaalstad - net als de Nieuwstad
- een grafelijke stichting was die tot doel
had om extra inkomsten te genereren uit de
groeiende stad. De Nieuwstad werd in 1312
bij de vrije stad Zutphen gevoegd. Bij de Spit-
Reconstructie van de straatopbouw
van de middeleeuwse Laarstraat:
Onderin: twee straten van elzen
houten stammetjes, gescheiden
door ophogingen (13e en 14e eeuw),
daarop ligt een ophoging met een
keienstraat, beschoeid met palen uit
het einde van de 15e eeuw.
Het documenteren van profielen in
de rioolsleuf in de Laarstraat.
taalstad gebeurde dat waarschijnlijk pas kort
voor 1396, hetgeen tot uiting kwam in de
bouw van de bakstenen Buiten Spittaalpoort
en Buiten Laarpoort. Dat de Spittaalstad pas
zo laat bij Zutphen is gevoegd is waarschijn
lijk gerelateerd aan het feit dat de markt zo
lucratief was. De tol die de graaf bij de Buiten
Laarpoort kon heffen, leverde meer op dan
de tol van alle andere Zutphense poorten bij
elkaar!
Archeologisch zijn er weinig aanvullende aan
wijzingen voor de vermeende marktfunctie.
De enige opvallende aanwijzing is dat precies
in de as van de straat middeleeuwse wegdek
ken zijn aangetroffen met een breedte van
2,5 tot 3 meter. Tussen de middeleeuwse
rooilijnen en de straat lagen twee stroken
van ongeveer 8,5 m breed. Deze lege ruimte
van bijna 5500m2 was ideaal om goederen
te venten. Gezien de relatie met het oostelijk
gelegen achterland ligt het voor de hand dat
vooral agrarische producten hier verhandeld
zullen zijn. Te denken valt aan graan en vee.
De oudste vondsten die gedaan zijn in de
Laarstraat dateren uit de late twaalfde eeuw.
Deze liggen koud op het schone zand. De
oudste ophogingslagen dateren uit de late
dertiende eeuw. Dit zijn humeuze pakket
ten met daarin een houten bestrating. Deze
bestrating bestaat uit haaks op de straat-as
liggende elzen stammetjes die op hun plaats
worden gehouden door korte elzen paaltjes.
Een tweede humeuze laag met elzenhouten
bestrating dateert uit de veertiende eeuw. De
zwarte humeuze lagen zijn botanisch onder
zocht. Het stuifmeel uit deze lagen omvat
echter diverse milieus: elzenbos, akkerland,
open water en mest. Hoewel het strikt geno
men niet te bewijzen is, gaan we er van uit
dat de basis van dit materiaal grachtenbag-
ger is (waterplanten), en dat de elzen- en
akkerpollen met de wind zijn aangevoerd.
Zowel elzenbroekbos als akkers waren immers
dichtbij. Mestschimmels zijn ook verklaarbaar
aangezien er dagelijks paarden, honden etc.
rondliepen. Grachtenbagger en mest zijn
van deze milieus de enige die zwarte bagger
zouden opleveren. Het lijkt echter niet aanne
melijk dat boeren hun kostbare mest zouden
(laten) gebruiken als ophogingsmateriaal.
Wanneer er bij publieke werken echter grach-
tenbagger vrijkomt - in zeer grote hoeveelhe
den- is het aannemelijk dat de grond gebruikt
werd om de straat op te hogen - eveneens
een publiek werk. De ophogingen vonden
plaats om de vernatting van de omgeving,
vooral door de aanvoer van steeds grotere
hoeveelheden Rijnwater, bij te houden. De IJs-
selsteden hoogden zich als terpen op.
Zutghen