Luizenkammen Kunststof larloes Rijkelijkhuizen 1 820 1 82 5 1 830 1 835 1 840 1 845 1 850 1 855 1 860 1 865 1 870 1 875 1 880 1 1890 1895 1900 1905 1910 In Zutphen is slechts één kam opgegraven die van schildpad is gemaakt (Fig. 5). Kammen van schildpad zijn meestal grote sierkammen. De kam van schildpad die in Zutphen gevon den is, is van een ander type. Het betreft een tweezijdige kam, die gezien kan worden als gebruiksvoorwerp. Deze kam was echter wel een zeer kostbaar gebruiksvoorwerp, omdat schildpad een erg duur materiaal was, dat niet vaak gebruikt werd. Dit voorwerp is teruggevonden in een beerput uit het mid den van de 17e eeuw in de Oude Hof van Bronckhorst. Deze adellijke stadsresidentie werd rond 1650 bewoond door Herman Otto van Bronckhorst, graaf van Limburg Stirum (Groothedde Van Helbergen 2006). Hij kon zich een dure kam van schildpad veroorloven. Luisen is de naam van een insekten geslagt, het welk het haatelijkste en lastigste onge dierte bevat, dat Europa bekent is. In het algemeen is niets beter dan zuiverheid, zich behoorlijk te verschoonen, zich dikwerf te kammen, en het hoofd als ook den baard te waschen, zijn de beste middelen om dit onge dierte tegentegaan. (Chomel de Chalmot 1778, 1872-1874) Ivoren kammen uit de 17e en 18e eeuw staan vooral bekend onder de naam luizenkam. Deze kammen zijn rechthoekig en tweezijdig (Fig. 6). Meestal zijn dit twee fijne zijden, maar er zijn ook exemplaren met een fijne en een grove zijde. De fijne zijden van de kam werden gebruikt om het 'ongedierte' Figuur 8. Kam van kunststof uit de Dieserstraat (DS82-206-98). Collectie: gemeente Zutphen. Foto: Marloes Rijkelijkhuizen uit het haar te verwijderen, vergelijkbaar met de huidige luizenkammen van plastic. Vooral in steden, waar luizen zich snel kun nen verspreiden, waren luizenplagen een groeiend probleem. Luizen troffen niet alleen de armen, ook de rijken ontkwamen niet aan dit jeukende probleem. Er bestonden bijvoor beeld luizenvangers voor in pruiken en om aan jurken te hangen. Alhoewel in tegenstel ling tot de opvatting van Chomel is gebleken dat luizen juist in schoon haar zitten, blijkt het uitkammen wel een effectief middel om de luizen en neten te verwijderen. Vele kammen vertonen sporen van het schoonmaken van de kam door middel van een scherp voorwerp tussen de ruimten tussen de tanden te bewe gen (Schelvis 1992). Kou of hitte doodt luizen en het is mogelijk dat de kammen ook door middel van vuur schoongemaakt werden. Ivoren luizenkammen worden veelvuldig opgegraven in Nederland. In Zutphen zijn vijftien ivoren luizenkammen aangetroffen. De productie van deze kammen vond in ieder geval plaats in de grote steden en voorname lijk in Amsterdam. De vervaardiging kende een gestandaardiseerde productiewijze. De kammen van olifantivoor waren geen luxe voorwerpen, maar gebruiksvoorwerpen. Ivoor was in deze periode geen dure grondstof, maar een veelgebruikt materiaal, dankzij de enorme import van olifantivoor door de Westindische Compagnie (Rijkelijkhuizen 2009). De ivoren luizenkam was een veelvoor komende kamsoort die in zowel rijke als arme contexten wordt aangetroffen. Zelfs één van arme bewoners in de sloppengangen van de Dieserstraat was in het bezit van een ivoren luizenkam (Fig. 7). Experimenten met kunststoffen dateren reeds uit de 19e eeuw. Sommige bleken beter te zijn dan andere. De bekende kunststof celluloid had bijvoorbeeld als nadeel dat het erg snel brandde. De nieuwe materialen vervingen geleidelijk de veelgebruikte materialen van dierlijke oorsprong. Alhoewel steeds meer voorwerpen van kunststof gemaakt werden, wilde men toch het uiterlijk van veel oude materialen behouden. Een goed voorbeeld hiervan zijn twee kammen die opgegraven zijn in Zutphen. Deze twee kunststof kammen imiteren nauwkeurig de tekening en kleuren van een schildpadkam. Beide zijn gedateerd in de eerste helft van de 20e eeuw. Eén is aangetroffen in een afvallaag, de ander is gevonden in één van de armengangen in de Dieserstraat (Fig. 8) (Groothedde 2003). De kammen hebben het uiterlijk en de allure van het dure schildpad, maar zijn uitgevoerd in het goedkope materiaal kunststof. Literatuur Bouwmeester, H.M.P., 2000, Eme in de Romeinse en Frankische tijd. BAAC-rapport 98.045. Chomel, N. J.A. de Chalmot, 1778, Algemeen huis houdelijk-, natuur-, zedekundig- en konstwoordenboek. Leiden, Joh. le Mair/ Leeuwarden, J.A. de Chalmot. O'Connor, S., 1987, The identification of osseous and keratinaceous materials at York. In: K. Starling D. Watkinson (eds.), Archaeological bone, antler and ivory. London, 9-21. Galloway, P. M. Newcomer, 1981, The craft of comb-making: an experimental enquiry, institute of Archaeology Bulletin 18, 73-90. MacGregor, A.G, J.D. Currey, 1983, Mechanical properties as conditioning factors in the bone and antler industry of the 3rd to the 13th century AD. Journal of Archaeological Science 10, 71-77. Groothedde, M., 1996, Leesten en Eme. Acheologisch en historisch onderzoek naar verdwenen buurschappen bij Zutphen. Stichting Archeologie IJssel/Vechtstreek. Groothedde, M., J. Bouwmeester, J. Deeben, B. Groe- newoudt, H. Peeters S. Peeters-Verneau, 2001, Steen- tijdjagers en Frankische boeren in het Laaksche Veld bij Zutphen. Leesten en Eme 2. Walburg Pers, Zutphen. Groothedde, M., 2003, Over bouwen en wonen van rijke burgers, vrome kerkmeesters en arme lieden. Het archeologisch onderzoek in de Dieserstraat (1999-2000). In: M. de Jongh e.a., De Gebrandschil derd-glasvondst van Zutphen. Zutphense Archeologi sche Publicaties 8. Groothedde, M. A. van Helbergen, 2006, Uit de keuken van Herman Otto (1650-1657). Archeologisch onderzoek naar en analyse van de keramische inhoud van een beerput, behorende tot het huishouden van Herman Otto van Bronckhorst, graaf van Limburg Stirum. Zutphense Archeologische Publicaties 21. Hardwick, P., 1981, Discovering horn. The Camelot Press Ltd, Southampton. Rijkelijkhuizen, 2008, Handleiding voor de determinatie van harde dierlijke materialen - Bot, gewei, ivoor, hoorn, schildpad, balein en hoef. Amsterdam University Press. Rijkelijkhuizen, 2009, Whales, walruses and elephants. Artisans in ivory, baleen and other skeletal materials in 17th and 18th century Amsterdam. international Journal of Historical Archaeology 13 (4), 409-430. Rijkelijkhuizen, aankomend, Tortoiseshell in the Dutch Republic. Proceedings of the 6th meeting of the Worked Bone Research Group at Paris, France, 2007. Schaverien, A., 2006, Horn. its history and its uses. Schelvis, J., 1992, Luizen, neten en vlooien. In: P.H. Broekhuizen, H. van Gangelen, K. Helfrich, G.L.G.A Kortekaas, R.H. Alma H.T. Waterbolk (eds.), Van boerenerf tot biliotheek. Monument en Materiaal, Groningen. Vilsteren, V.T. van, 1987, Het benen tijdperk. Drents Museum, Assen. Vuillemier, R., 1980, Werkstoffe der Kunstschreinerei. Elfenbein, Knochen, Horn, Perlmutter, Fischbein und Fischhaut. Maltechnik Restauro 86, 106-123. 24

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen MoNUmentaal (2000-2012) | 2011 | | pagina 24