Prehistorische bijlen in Zutphen
A
Bert Fermin
Als archeoloog ben je wel gewend aan oude vondsten. Dat begrip kan echter op twee verschillende zaken
betrekking hebben. Meestal gaat het over vondsten met een hoge ouderdom. Het kan echter ook slaan op
vondsten die vroeger zijn gedaan. Daarmee zijn we minder vertrouwd. Nog niet zo lang geleden kwam Robert
Mensink met dat laatste type vondst binnenlopen op de archeologische dienst. De betreffende vondst was
gedaan in 1972. Dat is lang geleden, maar de vondst zelf had ook een aanzienlijke ouderdom.
1 820 1 82 5 1 830 1 835 1 840 1 845 1 850 1 855 1 860 1 865 1 870 1 875 1 880 1 885 1 890 1 895 1 900 1 905 1 91 0
Lokatie van de vondst.
De vinder was Nico Vreeken. Bij het verwijde
ren van een oude mestbak in de tuin van Bur
gemeester Dijckmeesterweg 7 in het Deven-
terwegkwartier stuitte hij, net boven het gele
Pleistocene zand op een tweetal vondsten. De
één was een fossiele haaientand. Uniek voor
Zutphen, nooit eerder hier gevonden, maar
helaas hebben wij hem zelf niet in handen
gehad. Dat geldt wel voor de vondst die daar
net naast werd gedaan.
Het gaat om een vuurstenen bijl. Slechts een
stuk van de snede is er af, waarschijnlijk door
gebruik. De bijl meet 85 x 37 mm en is 11
mm dik. Deze dimensies zijn aan de kleine
kant voor een dergelijke bijl. Dat heeft waar
schijnlijk te maken met de grondstof. Hij is
vervaardigd uit lichtgrijze "noordelijke" vuur
steen met fossiele bryozoën (mosdiertjes) als
insluitsels. Noordelijk wil in dit geval zeggen
dat de vuursteen met het ijs is meegevoerd
naar onze streken. De bijl is waarschijnlijk
lokaal vervaardigd. Geïmporteerde bijlen kon
den groter zijn omdat de gebruikte vuursteen
(vaak afkomstig uit mijnbouw) van meet af
aan groter was.
Vuurstenen bijlen werden in noordwest
Europa gemaakt vanaf het Late Mesolithicum
(ca. 6000 -5000 v.C). De geslepen exemplaren
gelden als gidsfossiel voor het Neolithicum
(ca. 5000 - 2000 v.C.), de "boerensteentijd".
Ze werden gevat in een steel waarin in een
holte was gebeiteld. De kleinere exemplaren
werden vaak ook nog in een vatting van
gewei geplaatst die vervolgens weer in een
houten steel paste. Bij deze bijl is de snede
zeer fijn gepolijst, terwijl de top juist wat ruw
is gelaten om meer grip te hebben in de steel.
De bijl dateert op grond van de doorsnede
(iets gebogen, rechte zijkant) ergens tussen
4300 en 2500 voor Christus (Midden-Neolithi-
cum), precieze dateringen zijn zonder verdere
context lastig te geven. In deze periode zijn er
twee typen bijlen in zwang.
Enerzijds zijn dit bijlen met een min of meer
ovale doorsnede en gebogen zijkanten en
anderzijds de exemplaren met een min of
meer rechthoekige doorsnede en vrij rechte
zijden. Het gevonden exemplaar van de Bur
gemeester Dijckmeesterweg valt binnen de
tweede categorie. De twee typen vallen ook
qua verspreiding uiteen in twee zones, al is
de scheidslijn wat diffuus. Grofweg komen de
ovale typen vooral voor in de zuidelijke wes
telijke helft van het land en de rechthoekige
in het oosten en noordoosten. Deze grens
loopt dwars door de Veluwe en de Achter
hoek1, waarbij Zutphen nog net bij de zuide
lijke helft hoort. Deze scheiding is ook terug
te zien in het aardewerk: in het gebied van
de ovale bijlen vinden we vrijwel onversierd
aardewerk (Wartberg Stein Vlaardingen)
en in het gebied met de rechthoekige bijlen
rijkelijk versierd Trechterbeker-aardewerk. De
Trechterbekercultuur vinden we ook in Dene
marken, Noord-Duitsland en Polen. Let wel:
dit zijn grove lijnen, want met name de bijlen
houden zich niet zo keurig aan deze grens.
Het exemplaar van de Burgemeester Dijck
meesterweg past bijvoorbeeld in het "Trech-
terbekertype", al is het zo dat de echte noor
delijke Rechteckbeile bijlen veel rechthoekiger
en groter zijn. In wezen is er dus een soort
overgangsgebied tussen de beide typen.
Terug naar Zutphen. Deze bijl is namelijk niet
de eerste die binnen de gemeentegrenzen is
gevonden. Een echte inventarisatie van deze
prehistorische bijlen is echter tot dusver niet
gemaakt.
De oudste vermelding stamt uit 1941. Bij
boerderij Den Elter werd een stenen (kwart
siet?) bijl gevonden. Het is een bijl met een
ovale doorsnede. De lengte is 11,4 cm, de
dikte 3,5 cm. Het stuk heeft een vrij puntige
top. Hij werd gevonden bij een gebroken
steen met een gat erin. Die is helaas wegge
gooid.2 Was het een stuk van een Geröllkeule
(Laat Mesolithisch en misschien Vroeg Neo-
lithisch) of was het een stuk van een strijd
hamer (Laat Neolithisch). De vorm van de bijl
lijkt te duiden op de vroege variant.
In 1942 wordt een 14 cm lange "stenen
beitel" gevonden op de hoek Kuiperstraat
Waterstraat.3 Deze bijl is helaas verloren
gegaan toen Canadese militairen Duitse
sluipschutters in de toren van het toenmalige
museum in het Wijnhuis met een vlammen
werper onder vuur namen. De toren overleef
de, het museum met inhoud niet. Van de bijl
zijn geen afbeeldingen bewaard gebleven.
In 1986 werd bij de Overkamp een vuurste
nen bijl gevonden tijdens het zoeken van
kievitseieren. Hij is 8,5 cm lang en is 2,5 cm
dik.4 De bijl is ook een beetje van een beetje
hybride type, al zou hij officieel als Rechteck-
beil geclassificeerd moeten worden.
In 1995 werd in de bouwput van het muse
umhotel (alweer hoek Kuiperstraat Water
straat!) een slechts gedeeltelijk geslepen vuur
stenen bijl gevonden5 (de bijl bevindt zich in
een particuliere collectie en mat ca. 13 cm)
Bij de opgraving Looërenk werden in 2001 en
2003 nog twee bijlen gevonden.6 Het eerste
exemplaar bestond eigenlijk uit twee aaneen
Zutphen