KT^Nf t Coehoornsingel 3 (augustus) 1820 1825 1830 1835 1840 1845 1850 1855 1860 1865 1870 1875 1880 1 1890 1895 1900 1905 1910 A u - hJSb Lievenheersteeg: afval van een benen knopenmaker aan de Spittaalstraat. In het midden is een benen knoop te zien. Ilti I ..C Coehoornsingel 3: ligging van het onderzoek op de vestingwal van de Linie (lunetten) van Coehoorn op een uitsnede uit de kaart van Hottinger (1783). Coehoornsingel 3: onderzoek in de proefsleuf door de wal Pas na ophogingen in de late 17e en 18e eeuw werd het terrein geschikt voor bewoning. Tot het begin van de 19e eeuw bestond het terrein uit vier achtererven van huizen aan de Spittaalstraat. Het afval representeert dat van een ambachtelijke middenklasse. Op een van de erven werd het afval van een knopen maker gevonden. Kort na 1800 begon de bevolking van Zutphen explosief te groeien van 7.700 in 1808 naar 10.000 in 1832 tot 15.500 in 1865. De nieuwkomers betroffen vooral arme mensen die het verarmde plat teland of oorlogsgebieden waren ontvlucht. De eigenaren van de huizen aan de Spittaal straat en Laarstraat reageerden op de grote vraag naar huisvesting door de aanleg van sloppengangen. Aan de Lievenheersteeg zijn twee sloppengangen gevonden uit 1823 en 1825, beiden in eigendom van bakkers. Een gang bestond uit drie achterelkaar gelegen eenkamerwoningen onder een dak, ontsloten via een smal gangetje opzij (op de plaats van voorheen Lievenheersteeg 18-20). De naast liggende sloppengang bestond uit vier een kamerwoningen (twee aan weerszijden) die in het midden door een gangetje waren ont sloten (voorheen Lievenheersteeg 22-24). De gangen werden genoemd naar de uitbaters: Gerritsengang, Hekkersgang, Meijerinkgang. De woonruimte bestond uit niet meer dan 12 tot 15 m2 waar een haardje, een bedstede met onderliggend muf keldertje aanwezig was. De kinderen sliepen op het zoldertje Lievenheersteeg: een Zutphense luit uit 1687 onder de dakpannen. Er moesten hoge huren worden betaald en er leefden soms gezin nen met meer dan 10 personen in dergelijke woningen. Deze wantoestanden werden vooral bestreden na de cholera epidemie van 1866, waarbij de kleinste woningen werden gesloten. In 1873 en 1875 werden de gangen aan de Lievenheersteeg gesloten en ver bouwd tot grotere woningen. In 1879 werd ernaast een rij van vier 'betere' arbeiderswo ningen gebouwd aan de Wanne (tot de sloop Wanne 9). Deze straat was in 1851 ontstaan op de paardenmarkt die hier vanaf 1804 gehouden werd. Ook werden hier al in 1851 woon-pakhuizen gebouwd, waarvan Wanne 5-7 onderzocht werd tijdens dit onderzoek. De nieuwe woningen aan de Wanne waren weliswaar iets groter maar het bleven een kamerruimtes met een bedstede. Pas in 1924 verdween de woonfunctie en werd het complex Wanne 9 en Lievenheersteeg 22-24 (voorheen dus acht huisjes) opgekocht en verbouwd door koperslager Tesink die er zijn werkplaats inrichtte en er ook ging wonen. Lievenheersteeg 18-20 werd een woon-pak- huis van een gezin. Het werd verbouwd in 1931 tot een moderne woning. In de kleine cementen kelder (voor aardappels en wekpot- ten) schuilden twee gezinnen dagenlang voor de beschietingen tijdens de bevrijding begin april 1945. Wat betreft de vondsten valt te melden dat er nauwelijks gesloten vondstcomplexen gevonden zijn. Er waren geen beerputten, men deed de behoefte op de ton in houten huisjes op straat. Afval werd vespreid op de erven aangetroffen. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat de armoede vooral spreekt uit het grove aardewerk. Daarbij werd veel roodbakkend aardewerk gevonden van pottenbakker Lodewijk Taminiau (1836-1872) die schuin tegenover in de steeg zijn potten bakkerij had. Ook pottenbakkersafval werd aangetroffen, vooral proenen en een ringel- oor-hoorn. Ondanks de goedkope pottenbak ker om de hoek zien we in de tweede helft van de 19e eeuw tot bij de allerarmsten de opmars van het industriele witgoed van Petrus Regout cs. Het overige vondstmateriaal is te veel om hier op te noemen. Vermeldenswaard zijn de vele munten (uiteraard kleingeld), een muntschatje uit 1819 (o.a. een zeer zeldzame V2 cent), begraven in 1823 bij de bouw van de armengang(?) en een muntschatje van vier centen met als sluitdatum 1916, ongetwijfeld van een kind. Arjan den Braven, Bert Fermin en Michel Groothedde 2007: Van lusthof tot sloppengang (werktitel). De resultaten van het Definitief Archeologisch onderzoek van het project Wanne - Lieven heersteeg 2007. Zutphense Archeologische Publicaties 35 (verschijnt voorjaar 2008) Aan de Coehoornsingel is het afgelopen jaar een markant gebouw en alle omliggende bebouwing gesloopt: de 14 verdiepingen hoge zusterflat. Zie ook de vorige Zutphen MoNUmentaal. Er zal op deze zuidelijke lunette van de Linie van Coehoorn een nieuw zorgcomplex verrijzen. Alhoewel het terrein door de intensieve bebouwing grotendeels verstoord leek, werd toch besloten tot een proefsleuvenonderzoek op de locatie van de geslechte wal van de lunette. De Linie van Coehoorn werd in 1707 aangelegd aan de kwetsbare noordzijde van de stad in opdracht van de beroemde vestingbouwer Menno baron van Coehoorn. De resultaten waren teleurstellend, maar ook dat is resultaat. De walresten bleken na de slechting in 1881 al meermalen te zijn vergraven, het laatst in 1976. 10 Zïnfto,

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen MoNUmentaal (2000-2012) | 2008 | | pagina 10