Kapconstructie
7
Zutp hen-Molmen taal
Eén van de grenen schaarspanten op zolder. Bovenaan de foto is nog juist
een deel van het hijsrad zichtbaar. Foto J.S. Krijnen - gemeente Zutphen
Voor zover door aanwezige stucplafonds en
gipsplafonds kon worden vastgesteld wor
den de eerste verdiepingsvloer, de tweede
verdiepingsvloer en de zoldervloer gedragen
door enkelvoudige grenen balklagen met een
kwartrond profiel op de hoeken. De balken zijn
hoogst waarschijnlijk rond 1760-70 vernieuwd,
gelijktijdig met het aanbrengen van het trap
penhuis en het vernieuwen van het meest link
se deel van de zijgevel aan de Rodetorenstraat.
Dit geldt ook voor de balklaag van de tweede
verdieping, die wat betreft positie nauwelijks
moet zijn gewijzigd. Een enkele balk van deze
verdiepingsvloer is van eiken en heeft een
forser formaat dan de grenen balken. Deze
balk, die grenst aan het trappenhuis, dateert
uit de 17e eeuw of is ouder en is aan het eind
van de 18e eeuw mogelijk in de nieuwe plan
nen opgenomen. Het is onduidelijk of het huis
eerder, in 1614, ook al nieuwe balklagen heeft
gekregen. Het rechterdeel van het grote pand,
nummer 26 is in het bezit van 17e-eeuwse
balklagen met consoles met ojiefprofilering dus
het lijkt voor de hand dat deze toen ook in het
hoekpand zijn vernieuwd. Het gaat hier dan
om enkelvoudige balklagen. Of voor de balken
eiken- of grenenhout is gebruikt kon niet wor
den vastgesteld.
Na de grote verbouwing aan het eind van de
negentiende eeuw hebben er in de loop van
de twintigste eeuw diverse kleinere wijzigingen
plaatsgevonden. Een enkel geval verdient meer
aandacht. Zo werd op de tweede verdieping
een beschilderde vloer aangetroffen met een
motief dat erg lijkt alsof het met "kinder
voetjes" is aangebracht. Zo is getracht het
effect te creëeren van een wortelnoten houten
vloer. Deze vloer is nog in de twintigste eeuw
beschilderd, want de beschildering bleek aan
te sluiten op een zijwand van bims-beton uit
het begin van de 20e eeuw. De vloerbeschil
dering is daarom mogelijk rond 1910-1920
aangebracht.
Op zolder is een kapconstructie te vinden met
grenen dekbalkgebinten en eiken daksporen
met haanhouten. De daksporen zijn in de nok
met een toognagel verbonden, de haanhouten
zijn halfhouts op de sporen gespijkerd. Zowel
sporen als haanhouten zijn vanaf de straat
oplopend genummerd door middel van telmer-
ken aan de achterzijde van de sporenspannen.
De constructieve kenmerken voor de sporen
wijzen meestal op een datering tussen de veer
tiende en zeventiende eeuw. Ten behoeve van
een meer nauwkeurige datering van de dak
sporen is een dendrochronologisch onderzoek
uitgevoerd, waaruit bleek dat diverse dakspo
ren en haanhouten van de kap in de herfst/
winter van 1612 en een deel in de herfst/win
ter van 1613 is gekapt, hetgeen aansluit op de
gevelankers [16] "1"en "4" op de gevel van
nummer 26. Diverse daksporen vertonen ech
ter sporen van hergebruik, die niet te rijmen
zijn met de huidige kapvorm. Het ging dan om
bijna vierkant gezaagde eiken sporen met forse
maten, 12x13 cm. Twee van deze hergebruikte
sporen bleken dendrochronologisch te dateren
rond 1330.
Daarnaast zijn enkele sporen uitgevoerd in
naaldhout en meegenummerd met de rest,
ook de wijze van nummering met gesneden
telmerken is gelijk als aan de eiken sporen. Zou
hier sprake kunnen zijn van het vervangen van
enkele sporen door onderhoud?
Bij nadere bestudering bleek dat toch een wat
onwaarschijnlijke optie. Bij vervanging van
onderdelen van een kap is doorgaans de loca
tie duidelijk en is het nummeren van onder
delen niet nodig. Anders wordt het verhaal
als de kap gedemonteerd is geweest en men
gelijktijdig enkele daksporen vervangt. Het is
dan logisch de nieuwe sporen in het bestaande
telsysteem op te nemen. Dit kan op twee
momenten hebben plaatsgevonden:
In de eerste variant zou dit gebeurd kunnen
zijn met de bouw van de huidige voorgevel in
het begin van de zeventiende eeuw. Voor deze
variant pleiten de eiken daksporen in combina
tie met de toegepaste telmerken. Dit is ook een
periode waarin in het Zutphense reeds mond
jesmaat grenen wordt toegepast, met name bij
balklagen. Het is echter logisch bij de bouw van
een sporenkap één partij hout te gebruiken,
niet een partij eiken sporen aangevuld met
vuren sporen. De wijze van montage en het
gebruikte type telmerk is echter zeer kenmer
kend voor de periode tot 1650.
In optie twee zijn de vuren daksporen toege
past tijdens de grote verbouwing tussen circa
1760-70 waarbij ook de eerste verdiepings- en
zolderbalklagen zijn vervangen,
de verdiepingshoogten gewijzigd en de gebin
ten zijn vervangen. Het is heel goed mogelijk
dat de kap toen ook is gedemonteerd, waarbij
het nuttig was om de enkele nieuwe vuren
sporen mee te nummeren met het bestaande
systeem.
Toch lijkt deze optie onlogisch, omdat het in
dat geval in principe niet veel had uitgemaakt
waar de sporen zouden hebben gestaan. Ook
bij andere sporenkappen, die in de achttiende
en negentiende eeuw zijn hergebruikt, is dit
waar te nemen; zonder uitzondering staan de
sporen dan door elkaar, ongeacht de numme
ring en ongeacht of er sprake is van een pure
sporenkap danwel een kap met nokgording.
Het is daarom het meest waarschijnlijk dat de
sporen, inclusief de vuren exemplaren, in de
eerste helft van de zeventiende eeuw zullen
zijn geplaatst. Recentelijk werd in Waterstraat
50 een volledige vuren sporenkap aangetrof
fen, die werd ondersteund door middel van
eiken dekbalkgebinten. Het kapmoment voor
het hout van de gebinten kon hier dendro
chronologisch worden bepaald op herft/winter
1622. De vuren daksporen behoren tot dezelf
de bouwfase en zijn volledig in de eiken bouw-
traditie opgericht en van telmerken voorzien.
Het is daarom heel wel mogelijk dat de vuren
sporen van Lange Hofstraat 28 in 1614 zijn
toegepast. Deze constructie is rond 1760-70
enigszins aangepast doordat de zolderbalklaag
werd vervangen en grenen dekbalkgebinten
werden ingebracht. Zeer waarschijnlijk zijn
toen de borstweringen verlaagd, is de topgevel
aan de straat gesloopt en afgesloten met een
kroonlijst en een dakschild. Gelijktijdig is de
grote dakkapel met windas aan de Rodeto-
renstraat gebouwd. Dit bleek onder ander uit
waarnemingen ten tijde van het onderhoud
aan de gevellijst en gootconstructie ter plekke.
De beide stijlen van de dakkapel zijn niet later
toegevoegd, maar maken deel uit van de aan-