mm
Afbeelding 4.
Afbeelding 3. Gewicht albertijn 1604
rond 1500 verandering in, toen in Keulen
platte houten doosjes gemaakt werden voor
het opbergen van de vierkante enigszins tapse
muntgewichten. Later kwamen er ook grotere
dozen met laden of aparte vakjes, gemaakt in
een uitsparing achter een schuifje in het dek
sel. Behalve de muntgewichten zat in de doos
een gevoelig balansje met een driehoekig en
een rond schaaltje. Verder nog een stel aas
gewichten, waarmee kon worden vastgesteld
in hoeverre de massa afweek van de norm
en welk bedrag er dus verrekend diende te
worden. In het deksel plakte de muntge-
wichtmaker vaak een etiket, waarop meestal
een aantal blokjes staan afgebeeld (soms een
naam en of adres).
Het aantal muntgewichten in een doos
verschilde al naar gelang de wensen van de
gebruiker en de tijd, van 9 tot wel 60 stuks.
Muntgewichtdozen waren niet bijzonder duur.
Een doos met 43 gewichten die in 1622 op de
jaarmarkt in Goes werd gekocht, kostte volgens
de aantekening op de onderkant 4 gulden.
Ook werden losse blokjes verkocht voor 4
stuivers in 1752 door muntgewichtmaker
Jacob L'Admiral, te Amsterdam.
Een bezoek aan een
MUNTWISSELAAR
Hoe een bezoek aan een wisselaar in het
begin van de 17e eeuw kan zijn geweest,
volgt uit de volgende reconstructie.
Anno 1616. Een man gaat op de jaarmarkt
van Zutphen naar de kraam van wisselaar
Hendriks Huygensz en vraagt wat de waarde
is van 2 Engelse rozenobels die hij zojuist
heeft ontvangen. Huygensz raadpleegt de
ordonnantie van 26 september 1615 en
vertelt dat de rozenobels 5 engels (=7,69
gr.) moeten wegen; zij zijn dan 8 gulden en
16 stuivers (176 stuivers) per stuk waard.
Huygensz pakt zijn muntgewichtdoos, die
hij onlangs in Amsterdam heeft gekocht bij
muntgewichtmaker Gerard Geens. Hij neemt
het balansje eruit en houdt het omhoog,
zodat het in evenwicht is. Uit de muntge
wichtdoos pakt hij vervolgens het rozenobel-
muntgewicht en legt dat in het ene schaaltje,
op het andere schaaltje wordt een van de
gouden rozenobels gelegd. Deze blijkt 2 azen
(0,096 gr.) te licht te zijn. Dit valt net binnen
de grenzen, zodat de klant hiervoor maar 3
stuiver hoeft te betalen. Daarna wordt de
tweede rozenobel gewogen. Meteen blijkt dat
dit stuk flink gesnoeid is, want de balans slaat
door naar de kant van het gewichtje. Daarom
pakt wisselaar Huygensz een paar aasjes uit
de muntgewichtdoos en legt het gewichtje
van 4 azen (=0,19gr.) in het schaaltje met de
munt. Dit is nog niet genoeg. Dus legt hij er
nog een gewichtje van 3 azen (=0,14 gr.) bij.
De balans is nu in evenwicht, maar de munt
blijkt dus maar liefs zeven azen (=0,33 gr.) te
licht. Volgens de ordonnantie mag een munt
2 azen te licht zijn, mits er 1,5 stuiver per aas
wordt bijbetaald, maar dan nog weegt dit
stuk 5 azen te weinig. Huygensz zal, zoals
zijn ambtseed dat voorschrijft, deze munt uit
de omloop moeten nemen. Een volwichtige
rozenobel is 176 stuivers waard, maar dit
exemplaar kan Huygensz niet meer vergoeden
dan 163 stuivers: immers 2 keer 1,5 stuiver
voor de eerste 2 azen dat hij te licht is en 5
keer 2 stuivers voor de volgende vijf azen die
ontbreken. De man moet Huygensz echter
wel betalen voor zijn diensten. Het kost hem
2% van de waarde van de munten die samen
339 stuivers waard zijn. (6% stuiver commis
sieloon). Voordat Huygensz de man uitbetaalt,
knipt hij met zijn schaar die op zijn tafel ligt
de te lichte rozenobel in stukken, zoals hij dat
volgens zijn instructie moet doen. De stukjes
edel metaal verzamelt hij en deze worden
later weer omgesmolten. De klant krijgt ten
slotte 332% stuiver in zilvergeld terug.
Muntgewichten gevonden
in Zutphen
Hieronder komen vier muntgewichten aan de
orde die onlangs bij gemeentelijke opgravin
gen werden gevonden. Het eerste exemplaar
betreft een vondst uit de kelder van Beuker
straat 64 (voormalige pianohandel van de
weduwe Koch), waar in juni 2005 een opgra
ving plaats vond (afbeelding 3).
De voorkant van het muntgewichtje toont
de afbeelding van 1 Albertijn (15x 15 x 1,5
mm 2,5 gr.) Het gaat om een stokkenkruis
met kroon, waaraan het gulden vlies hangt,
geflankeerd door het jaartal 1604. De teke
ning (afbeelding 4) is van het bekende type
uit 1606. Op de achterkant staat het handje
van Antwerpen met de letters A C, onder het
handje staat een goudshamer (alleen toege
staan voor leden van het gilde der smeden).
De letters A C staan voor de maker Andries
Cears die, voor zover bekend, van 1606 tot
Afbeelding 5. Voor- en achterkant
van een gouden 1 Albertijn gesla
gen in 1600 in de Zuidelijke Neder
landen 28 mm 2,9 gr.
4 rijksdaalders a 48 stuiver
192
st
1 leeuwendaalder a 38 st
38
st
2 florijnen a 28 st
56
st
6 schellingen a 6 st
36
st
4 dubbeltjes a 2 st
8
st
2 stuivers a 1 st
2
st
2 duiten a 1/8 st
1/4
st
Totaal
3321/4
st
14