De vikingaanval(len)
5
Zutphen-Molmen taal
den.14 Aardewerkscherven uit deze onderste
lagen geven een datering voor de aanleg
en het initiële gebruik van de gracht in de
Karolingische tijd, maar een nauwkeurigere
datering dan de tweede helft van de 9e eeuw
was op grond van de weinige hoeveelheid
scherven helaas niet mogelijk.15
De overige vulling van de gracht bestaat uit
zand waarschijnlijk afkomstig van de wal(len)
van de ringwalburg. Het gaat om vergraven
geel rivierduinzand en licht grijze pre-stede-
Afbeelding 7 Skeletoverzicht
van de botten uit de derde gracht in
Zutphen, naar de standaard rappor
tageformulieren van fysisch antro
poloog George Maat van de Rijks
Universiteit Leiden. De 'witte' botten
zijn aanwezig, de 'zwarte' zijn niet
aangetroffen, omdat de schedel met
geen enkel fragment is vertegen
woordigd is deze ook niet aangege
ven. (tek. E. Rompelman)
lijke (akker)lagen, die tijdens het graven van
de grachten in eerste instantie zijn gebruikt
om de wal(len) mee op te werpen. Later is
het zand van de wal(len) weer gebruikt om
de grachten te dempen, kleine lichtgrijze
leembrokjes afkomstig van de vergraven wal-
bekleding bevestigen deze interpretatie. Op
grond van aardewerkscherven uit de bovenste
opvullingspakketten en een stratigrafisch
jonger te dateren laag zal het dichtgooien van
de gracht ergens aan het einde van de 11e
dan wel de eerste helft van de 12e eeuw zijn
gebeurd. Toch dateert het merendeel van de
vondsten uit deze opvullingspakketten uit de
Karolingische tijd aangezien het zand van de
in aanleg Karolingische wal(len) is gebruikt.
In vergelijking met de kleine hoeveelheden
aardewerk werd in de opvullingslagen van de
derde gracht relatief veel botmateriaal gevon
den. Hierbij springt een behoorlijke hoeveel
heid (circa 1/3 van het totaal) menselijk bot
materiaal in het oog.16 Zoals in het begin van
dit artikel werd aangestipt kon een groot deel
worden toegeschreven aan één individu. Uit
het fysisch antropologisch onderzoek komt
naar voren dat het skelet zeer waarschijnlijk
van een vrouw was. Zij was in ieder geval
Afbeelding 8 Tijdens opgravingen
voor het nieuwe stadhuis van
Zutphen werd o.a. het skelet van een
vrouw gevonden, waarschijnlijk een
slachtoffer van de vikingaanval in
882. (foto gemeente Zutphen)
ouder dan 24 jaar en sporen van slijtage op
de wervel duiden op een flinke belasting van
de rug, wat duidt op een ruimere volwassen
leeftijd.17 Zoals in het begin van dit artikel
werd aangestipt gaat het waarschijnlijk om
één individu, waarschijnlijk een volwassen
vrouw. Gezien de context waarin het bot
materiaal is aangetroffen is het aannemelijk
dat het skelet uit de laat-Karolingische tijd
dateert. Duidelijk is dat het skelet oorspron
kelijk in of onder de zandwal lag waarmee
de derde gracht is dichtgegooid. Het skelet
is dan ook niet compleet, waarschijnlijk door
de graafactiviteiten in de wal. (zie afbeelding
7). Het is echter onduidelijk hoe haar botten
uiteindelijk in de gracht zijn terechtgekomen.
Voorlopig zou ik twee mogelijke interpretaties
naar voren willen brengen. Ten eerste kan
de vrouw het slachtoffer zijn geworden van
een vikingaanval en is zij enige tijd later per
toeval onder of in de wal van de ringwalburg
terechtgekomen. De tweede mogelijkheid
is dat tijdens de aanleg van de ringwalburg
de vrouw in de wal is begraven als een soort
menselijk bouwoffer. Een dergelijke rituele
depositie van menselijke resten in een periode
dat het christendom in deze streken vaste
voet aan de grond kreeg lijkt wellicht vreemd,
maar ook bij de ringwalburg van Domburg
wordt een soortelijke verklaring gegeven van
een tweetal begravingen onder de wal.
Zoals gezegd is het goed mogelijk dat de
vrouw, waarvan de skeletresten in de derde
gracht zijn gevonden, wellicht om het leven
is gekomen bij een vikingaanval van Zutphen.
Al eerder, onder meer bij een opgraving in
1997, zijn de overblijfselen aangetroffen van
de vikingaanval van 882 in Zutphen. Het bleek
dat de nederzetting door brand was verwoest
en dat dit met veel geweld gepaard moest zijn
gegaan. Van een tweetal menselijke skeletten
was op grond van de houding waarin zij lagen
duidelijk dat zij in verre staat van ontbinding
op de bodem van twee ingegraven hutten
lagen.18 (zie afbeelding 8). Ook werd een
grote hoeveelheid slachtafval van runderen
gevonden, waaronder ingeslagen schedels.
Het bleek dat bij het slachten geen rekening
was gehouden met de leeftijd van de dieren
en waarschijnlijk zijn zij dan ook in een kort
tijdsbestek door de vikingen geslacht om hun
schaarse voedselvoorraden aan te vullen.19
Naast de vikingaanval van 882 zijn er echter
ook aanwijzingen voor latere gewelddadige
vikingconfrontaties. Zo werden in een kelder
aan de Kuiperstraat menselijke botresten
gevonden die zich de bovenste lagen van een
waterput bevonden, die op grond van C-14
datering en aardewerkvondsten tussen 893
en 900 konden worden gedateerd. Opmer
kelijk was dat één schedel een snee had
die veroorzaakt moet zijn door een scherp
voorwerp, mogelijk een zwaard of een bijl
(zie afbeelding 9). Ondanks de ernst van de
verwonding heeft de persoon in kwestie nog
een aantal jaar geleefd, de snee was namelijk
voor een deel dichtgegroeid.20 Mogelijk gaat
het hier om iemand die de vikingaanval van
882 had overleefd en later tijdens een tweede
gewelddadig conflict ergens tussen 893 en
900 is vermoord en in de put is gegooid.
Deze voorbeelden geven maar weer eens
aan dat de skeletresten die tijdens de recente
opgravingen in de IJlandpanden zijn aan
getroffen heel goed afkomstig kunnen zijn
geweest van een vrouw die slachtoffer werd