De derde gracht
De eerste (binnenste) en
tweede (middelste) gracht
zijn waarschijnlijk in de elfde
of vroege twaalfde eeuw
verbreed en verdiept tot één
forse gracht van bijna 20
meter breedte en vijf meter
diepte. Daarbij zou de bui
tenste gracht overbodig zijn
geworden en gedempt.
Afbeelding 5 Vereenvoudigde profielen van Houtmarkt 67-71 met daarop de derde gracht (grijze lagen in het profiel)
van de laat 9e-eeuwse ringwalburg. De donkergrijze lagen zijn waarschijnlijk ontstaan als gevolg van erosie tijdens
het functioneren van de gracht, de lichtgrijze lagen vormen een opvullingspakket uit eind 11e, dan wel eerste helft
12e eeuw. (tek. bewerkt door auteur)
Afbeelding 6 Het westprofiel van de gracht in Houtmarkt 67 tijdens
de opgraving. Onder in de gracht worden de sporen van schopsteken
opgeschaafd. (foto gemeente Zutphen)
te maken hebben met een nogal fors verde
digingswerk waarvan kan worden afgevraagd
of deze wel in één keer is aangelegd.
Tijdens de recente opgravingen in de voor
malige IJlandpanden is in alle drie aan de
straatzijde gelegen kelders een derde, buiten
ste gracht aangetroffen van de ringwalburg.
In de profielen gaat het om een spitse gracht
waarvan een maximale diepte van circa 2,20
m kon worden vastgesteld. (zie afbeelding 5)
Aangezien het bovenste deel van de gracht
echter vergraven was door de aanleg van de
kelders zal uitgaande van een oorspronkelijk
maaiveld rond de 9.00 m +NAP gedacht
moeten worden een gracht van oorspronkelijk
rond de 2,5 m diep en een maximale breedte
tussen de 5 en 7 meter. De gracht ligt ruim
boven het toenmalige grondwaterniveau en
zal dus waarschijnlijk droog zijn geweest.
In het oostprofiel van Houtmarkt 71 werden
naast de derde gracht ook nog egaal grijze en
bruingrijze zandlagen aangetroffen die schuin
onder de buitengevel aan de straatzijde lie
pen. In eerste instantie werd gedacht dat het
natuurlijke grondlagen betrof, maar verbrand
huttenleem geven een menselijke aanwezig
heid aan. Aangezien de lagen afkomstig lijken
van een spitsvormig spoor lijkt het hier te
gaan om het buitenste talud van de tweede
gracht van de ringwalburg. Eerdere opgravin
gen aan Houtmarkt 47-49 waar de tweede
gracht eveneens werd aangetroffen lijken
deze interpretatie te bevestigen.13 Alhoewel
een deel van het profiel is 'verstoord' door
laatmiddeleeuwse en jongere kuilen, blijkt de
afstand tussen beide grachten maar klein. Dit
kan twee dingen betekenen. De eerste moge
lijkheid is dat de twee grachten gelijktijdig zijn
gegraven en dat zij vlak achter elkaar lagen,
zodat er eigenlijk sprake was van één W-vor-
mige buitenste gracht. De tweede mogelijk
heid is dat er sprake was van een fasering in
aanleg, waarbij één van de twee grachten
pas later is gegraven nadat de andere gracht
was dichtgegooid. Zoals gezegd is het voor
komen van drie gelijktijdige grachten voor
laat-Karolingische versterkingen een nog niet
eerder gesignaleerd fenomeen en op grond
hiervan vermoed ik dat er inderdaad sprake
is van een niet nader te bepalen tijdsverschil
in aanleg van de buitenste twee grachten. De
grondboringen op de Markten zelf, die in het
kader van de herinrichting van de Houtmarkt
in het najaar van 2004 zijn verricht, lijken
dit te bevestigen. De eerste (binnenste) en
tweede (middelste) gracht zijn waarschijnlijk
in de elfde of vroege twaalfde eeuw verbreed
en verdiept tot één forse gracht van bijna 20
meter breedte en vijf meter diepte. Daarbij
zou de buitenste gracht overbodig zijn gewor
den en gedempt.
De onderste zandlagen in de derde gracht zijn
waarschijnlijk in een relatief korte tijd na het
graven van de gracht ontstaan als gevolg van
erosie, zij onderscheiden zich van de latere
opvullingspakketten doordat zij doorgaans
donkerder en bruiner van kleur zijn. In de
kelder van Houtmarkt 67 waren in het vlak
in deze onderste lagen in een aantal geval
len duidelijke schopsteken herkenbaar. Deze
schopsteken geven aan dat de gracht een
aantal keer opnieuw uitgegraven moest wor-
4