Boekrecensie Zutphania Turrita - Zutphen Torenstad - is de bijnaam, die al een paar eeuwen te pas en te onpas opduikt, wanneer Zutphen in beschrijvingen aan bod komt. Jeroen Krijnen, bouwhistoricus gemeente Zutphen Jhm111111111 Of deze bijnaam afkomstig is van reizenden die reeds van verre de skyline van de stad konden zien of dat het stadsbestuur deze zelf heeft verzonnen om de bekendheid van Zut- phen boven een regionaal niveau te tillen is hier niet zo interressant. De naam ontstond in ieder geval niet voor niets. Vanaf het midden van de vijftiende eeuw werd het Zutphense stadsbeeld bepaald door een opvallend groot aantal hoog oprijzende torens en vooral spitsen. Komend vanaf Arnhem kon men na het dorp Brummen van rechts naar links de in 1446 voltooide Zoutpoort (Drogenapstoren) zien. Dan de formidabele spits van de St. Wal- burgiskerk, die destijds met zijn 117 meter hoger was dan de Domtoren in Utrecht, meer naar links de spitse nokruiter van de Broede renkerk en vervolgens de 76 meter hoge spits van de Nieuwstadskerk. De Wijnhuistoren bestond in zijn huidige vorm nog niet. Tussen deze prominent aanwezige torens reikten nog diverse kleinere torentjes van de kloosters in de stad en de puntige daken van de stads poorten omhoog. Het zicht op het moderne Zutphen wordt nog steeds voor een belangrijk deel bepaald door de torens in de stad. Er zijn enkele oude hoogtepunten gesneuveld of veranderd en een paar twintigste-eeuwse hoge gebouwen leveren hun eigen bijdrage aan de skyline van de stad. Tussen deze veranderingen in het zicht op Zutphen was er steeds een constante factor: de vrijwel ongewijzigde spits van de Nieuwstadskerk. Hoe onveranderd ook, sinds de opkomst van de waardering voor de mid deleeuwse bouwkunst vanaf het midden van de negentiende eeuw is de interesse voor de Zutphense Nieuwstadskerk altijd relatief marginaal gebleven. De goegemeente scheen - afgezien van een select gezelschap waar onder bouwkundige R.P.J. Tutein-Nolthenius en archivaris J. Gimberg - niet in de gaten te hebben welke kwaliteiten deze kerk bezit en lang werd het gebouw beschreven in de trant van "eenvoudige, drieschepige hallenkerk, met een even eenvoudige, maar hoge en slanke toren"1 Het boekje De drie oude kerken van Zutfen van E.H. ter Kuile uit 1942 was voor enige tijd het enige werk waarin wat dieper op het gebouw werd ingegaan, een ruime vijftien jaar later gevolgd door een beschrijving in de Geïllustreerde Beschrijving van Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Het Kwartier van Zutphen, eveneens van de hand van Ter Kuile. Nu dan eindelijk een monografie. Na een voorwoord door burgemeester J.A. Gerritsen en door Z.E. kardinaal Simonis volgt deel I van het boek, waarin de geschiedenis van de parochie, het gebruik van de kerk en het stadsdeel wordt beschreven waar de kerk deel van uitmaakt. De nadruk in het boek ligt op het gebruik van de kerk door de katholie ken. De behandeling van de periode tussen 1646 en 1794, waarin de Nieuwstadskerk in gebruik is als kerk voor de hervormde ere dienst, wordt vooral gevuld met een beknop te beschrijving van de verschillende onder- houdsingrepen die in en aan het gebouw werden uitgevoerd. Over het gebruik van de kerk voor de her vormde eredienst wordt in beperkte mate ingegaan. Wel wordt verhaald van het begra ven in de kerk door de protestanten, maar met het verwijderen van de oude vloer en het herschikken van enkele grafstenen is dat deel van de gebruiksgeschiedenis enigszins wegge poetst. Het opnemen van een gravenplan had hier tegenwicht kunnen bieden. Hoe de kerk ten tijde van het hervormde gebruik ingericht was, blijft verder in het ongewisse. Het opne men van een bankenplan had daarover meer duidelijkheid kunnen verschaffen. Daarnaast zou het zinnig geweest zijn, in ieder geval kort in te gaan op de samenstelling van de groep gelovige Zutphenaren, dat de preken kwam bijwonen. Hoe groot was het aantal gelovigen dat naar de hervormde Nieuw- stadskerk toog, welke predikanten gingen de diensten voor? Deze vragen blijven in het boek onbeantwoord. Door deze episode meer dan nu het geval is geweest aan de orde te stellen, had het beeld van de geschiedenis van de Nieuwstadskerk breder geschetst kunnen worden dan die van een welhaast exclusief katholieke aangelegenheid. In deel II wordt ingegaan op de bouwge schiedenis van de Nieuwstadskerk en de restauratie die het gebouw recent onderging en aanleiding was tot het verschijnen van dit boek. Voor de bouwgeschiedenis kon gebruik gemaakt worden van een artikel in voor bereiding van de hand van bouwhistoricus Karel Emmens. Het bewuste artikel is recent gepubliceerd in het Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond2. Daar opvolgend worden de vele hoogte- en diep tepunten in de ruim vijfentwintigjarige res tauratiegeschiedenis van de kerk behandeld. De nadruk ligt hier vooral op de technische tekortkomingen waarmee men gedurende de bovengenoemde tijdsspanne geconfronteerd werd en de inspanningen die de restauratie stichting zich getroostte om het benodigde geld bijeen te krijgen. Het is jammer dat er weinig wordt ingegaan op de afwegingen die hebben geleid tot de genomen keuzes tijdens de restauratie. Wel beschrijft de auteur overtuigend het beeld van een troosteloos interieur en een onder- Josephine Woldring, Geëerd, Gedoogd, Verloren en Herwonnen. Geschiedenis van de Nieuwstadskerk in Zutphen, Vrienden van het Timpeorgel 2004, afbeeldingen in kleur, 144 pagina's, genaaid, gebrocheerd, 22,5 x 22,5 cm, ISBN 90 9018074-5, 17,50. Verkrijgbaar bij boekhandel Van Someren Ten Bosch te Zutphen, het Stads- en Streekarchief Zutphen en bij de Vrienden van het Timpeorgel. 4

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen MoNUmentaal (2000-2012) | 2005 | | pagina 4