Fase 2: omstreeks 1775
Zutphen-Moifflilmentaal
in de 15e eeuw lijken de langsbalkconstructies
nog in zwang te zijn in oost Nederland.5 Op
veel voorbeelden kan deze bouwhistorische
constatering nog niet stoelen. Bovendien
komen de schaarse voorbeelden uit vooral
Drenthe en Twente en is het maar de vraag
of in de verstedelijkte Ijsselstreek niet andere
bouwtradities bestonden. In de reconstructie
(vrije impressie) is gekozen voor een ankerbalk-
constructie maar dit kan evengoed een langs-
balkconstructie geweest zijn.
We maken een flinke sprong in de tijd om
een volgende fasering te kunnen herken
nen. Op zeker moment is de 15e-eeuwse
boerderij naar noorden toe (de lange zijde)
een meter verbreed. Deze fase laat zich goed
onderscheiden aan de hand van de gebruikte
bakstenen: 22-23 x 1 1x 4,5-5 cm. Van deze
muur is een groot deel van de noordmuur
gevonden. De muur was in de basis van de
fundering 46 cm dik (twee-steens) en in het
opgaande muurwerk anderhalf steens (36
cm). Dit lijkt er op te wijzen dat de muur
zo zwaar is uitgevoerd om een verdiepings
balklaag te kunnen dragen en dat er geen
(ankerbalk)gebinten meer stonden in de
ruimte. De zuidmuur is slechts in zoverre aan
wezig dat een ruimte van 4 meter diep achter
de 15e-eeuwse gevel door dit muurwerk is
afgebakend. Dit zou zelfs een vervanging
van ouder middeleeuws muurwerk kunnen
zijn aangezien in de vlijlaag slechts enkele
15e-eeuwse scherven zijn aangetroffen. Het
middeleeuwse dwarsmuurtje lijkt afgebroken
13
Vrije impressie van boerderij 't Loo in de
tweede helft van de 15e eeuw. Gekozen is voor een
ankerbalkgebint. Een langsbalkgebint behoort
evengoed tot de mogelijkheden
te zijn op de aansluiting op het jongere muur
werk. Haaks op de middeleeuwse oostgevel
is ook een dwarsmuurtje in dezelfde stenen
gevonden die de ruimte achter de gevel in
twee ruimten scheidde: een zuidelijke ruimte
van ca. 3,40 x 2,70 meter binnenmaats en
een noordelijke ruimte van ca. 3,40 x 3,60
meter binnenmaats. De noordelijke ruimte
was onderkelderd, getuige de pleisterlagen
tegen de muur en de resten van een vloer van
roodbakkende plavuizen van 22x22x3 cm. Ten
opzichte van het normale vloerpeil kan het
niet meer dan een kruipruimte geweest zijn
van hooguit een meter hoogte. Waarschijnlij
ker is het dat hier een opkamer geweest is en
dat de stahoogte in het keldertje normaal en
bruikbaar was. Dergelijke opkamers komen
veel voor in oost Nederlandse boerderijen.
Dichtbij zijn voorbeelden in boerderij Overdij-
kink, Lansinkweg 7 (18e- of 19e eeuw) en in
het Meijerinck (17e-eeuws).
Verder westwaarts is niets gevonden van een
zuidmuur, uitgezonderd een muurrestje of
poer op 1 5 meter uit de
oostmuur en op 5 meter
uit de noordmuur. Uit
deze muurrestant blijkt
dat de westelijke ruimte
iets smaller was dan de
oostelijke ruimten achter
de middeleeuwse gevel: 5
meter tegen 7,20 buiten
maats. De breedte van 5
meter komt overeen met
de breedte van de latere
herbouw uit ca. 1900 dat
op deze funderingen is herbouwd. Mogelijk
is de rest van de zuidmuur tijdens sloopwerk
zaamheden verdwenen door de sloop van de
stal. Aan deze zijde zal ook toen al de stal aan
het woongedeelte vastgezeten hebben. Zo
staat de situatie opgemeten op de kadastrale
minuut van 1832 en zo was de situatie tot
aan de sloop in 2001. De westelijke ruimte die
in de 15e eeuw mogelijk nog als stal diende
zal in de jongere verbouwing bij de leefruimte
betrokken zijn, of de ruimte werd gebruikt
voor ambachtelijke doeleinden (schuur, werk
plaats, opslag).
De datering van deze fase op grond van aar
dewerk is lastig omdat er in de vleilaag nau
welijks goed dateerbare post-middeleeuwse
Aansluiting van het 18e-eeuwse
metselwerk (links) op het 15e-
eeuwse metselwerk (rechts) in de
zuidmuur