Bouwhistorie: de kelder
1 91 5 1 920 1 92 5 1 930 1 935 1 940 1 945 1 950 1 955 1 960 1 965 1 970 1 975 1 980 1 985 1 990 1 995 2000 2005
zoek bij de muren komt echtervoldoende
vondstmateriaal om een 14e-eeuwse datering
van het metselwerk te rechtvaardigen.
De oostmuur (10 lagen 75-77 cm) bevat
een grote spaarboog die (ondieper gefun
deerd) opgevuld is met metselwerk. Deze
muur suggereert een fase waarin dit pand
geen kelder had. Aan de hoek met de gevel
fundering is te zien dat de laatste koud tegen
de oostmuur is gemetseld zodat de oostmuur
niet tot de opzet van nr. 7 maar van nr. 5
moet behoren.
In de loop vande14e eeuw is de kelder van
nr. 7 langs de bestaande fundering van nr. 5
gegraven en werd de spaarboog met metsel
werk opgevuld.
De voorgevelmuur bevat twee fasen: de
fundering met een 10 lagenmaatvan 87
cm en een daarop staande keldermuur met
centraal een koppel kaarsnissen met een 10
lagenmaat van 74 - 76 cm (afb. 13). De oude
voorgevelfundering lijkt geheel op zichzelf
te staan. Is het de fundering van een stenen
gevel van een verder nog houten voorganger?
De lagenmaat en de grote bakstenen lijken
te wijzen op een datering in de vroege 14e
eeuw.
De westmuur (aan de zijde van nummer 9) is
veel dieper gefundeerd en bevat drie nissen
waarvan de middelste met een kepervormige
bekroning op een forse kaarsnis lijkt. Toch zit
ten de nissen onder in de fundering en zijn ze
nooit in het zicht geweest (afb. 14). De muur
is in een bouwsleuf door nog aanwezige
Een van de mysterieuze nissen in de
fundering van Kolenstraat 7 (Afb. 14)
T Het openen van de 14e-eeuwse kaars
nissen in de kelder (Afb.13)
Voor zover nu bekend is, lijkt het erop dat
de 14de-eeuwse dwarsgebouwdevoorgan-
ger van het huis een kelder had die paste
binnen de standaard diepte van dergelijke
huizen, zo'n zeven meter. De huidige kelder
is 5,50meter diep, de totale lengte van het
tegenwoordige huis meet binnenwerks 9,25
meter. In de kelder is de bouwhistorie van de
voorgevel en zijmuren ingewikkeld en soms
tegenstrijdig.
Een belangrijk hulpmiddel om de ouderdom
van metselwerk te bepalen vormen de bak
steenformaten. Met name de maat van tien
gemetselde baksteenlagen met de tussenlig
gende voegen geeft een goede ouderdomsin
dicatie. De drie middeleeuwse keldermuren
zijn niet in verband met elkaar gemetseld
en hebben verschillende 10-lagenmaten en
steenformaten. Uit het archeologisch onder-
boven voor de kaarsnissen langs die daarom
dichtgemetseld zullen zijn geweest. Opval
lend is dan wel dat de latrine bij de voorgevel
gezeten moet hebben. Wellicht was er een
houten poepdoos buiten tegen de voorgevel.
Een saillant detail is dat het gemeenschap
pelijk gebruik van de beerput door nr. 5 en
7 op het terrein van 7 tot op de huidige dag
van vandaag voort duurt: boven de put tegen
het gewelf komt de pvc-rioolbuis van nr. 5
door de keldermuur uit in de pvc-rioolbuis
van nr. 7 om vervolgens gemeenschappelijk te
lozen in het riool voor de deur van nr. 7. De
eigenaar besloot de put te integreren in de
nieuwe verdiepte vloer en te voorzien van een
rooster. Het koepelgewelf en de stortkokers
zijn derhalve gesloopt en de put is onderzocht
(afb. 10). Uit de vondsten van goed dateer
bare kleipijpen in de insteek bleek dat de put
omstreeks 1725 is aangelegd (afb. 11). In
1722 is er een verkoop waarbij Kolenstraat
5en7 gesplitst worden. Er is sprake van het
feit dat nr. 7 wordt belast met de 'waterloop'.
Mogelijk wordt hier de afvoer van de latrines
bedoeld en is de beerput het resultaat van die
afspraak bij de splitsing en verkoop van nr. 7
(afb. 12).
De putwas grotendeels leeg en klaarblijkelijk
in het midden van de 19e eeuw al eens gro
tendeels geleegd, waarna het koepelgewelf
is hersteld. De beerlaag was slechts 40 cm dik
en bevatte vondstmateriaal uit het midden
en derde kwart van de 19e eeuw, alsmede
enkele scherven en drie wijnhessen uit de
18e eeuw. Devondsten concentreerden zich
vooral onder de stortkoker van nr. 5, zodat
de inventaris vooral aan dat huishouden moet
worden toegeschreven.