■JjB Monumentenzorg De panden Korte Hofstraat 7 en 9 op de hoek met de Spiegelstraat aan het begin van de jaren 80 van de 20ste eeuw, foto Stichting Oude HBS. Gemeentelijke bouwhistorie Volgens ingewijden begint de ge meentelijke bouwhistorie in Nederland in een kraakpand in het Utrechtse straatje Achter Clarenburg. Een aantal bevlogen bouwhistorici kraakten in 1972 een oud pand dat leeg stond in verband met de geplande sloop. Hoog Catharijne was in aantocht en het huis moest plat. Velen wisten ech ter niet dat het ging om een oud huis dat had toebehoord aan een eeuwse haard op de verdieping was nog helemaal aanwezig. Een zeld zaamheid. Doordat de bouwhisto rici de rijkdom van het huis lieten zien en de uniciteit ervan konden aantonen werd sloop voorkomen. Gelukkig woei op dat moment een frisse culturele wind door de stad en nam de kritiek op de grootscha lige aanpak van Hoog-Catharijne hand over hand toe. In dat klimaat werd in 1975 mede door toedoen van de krakers de aanstelling van rijk lid van het kapittel van Sinte Marie. Leden van een kapittel leg den weliswaar de kloostergelofte af, maar waren vrijgesteld van de ge lofte van armoede. Kapittelheren lieten daarom vaak grote, rijk ge meubileerde huizen voor zichzelf bouwen. Het huis Achter Clarenburg 2 was zo'n huis. Het had een bijzonder goed bewaard ge bleven interieur en zelfs de 15de de gemeentelijk bouwhistoricus van Utrecht een feit. Zijn naam was Frans Kipp. De eerste van Nederland zou je zeggen, maar op merkelijk genoeg komt een ander die eer toe. Enkele maanden eerder was in 's-Hertogenbosch Ad van Drunen benoemd tot gemeentelijk bouwhistoricus. Deze man heeft als ambtenaar onafhankelijk van de ontwikkelingen in Utrecht de noodzaak van structureel bouw historisch onderzoek in Den Bosch aangetoond en het college van B&W en de gemeenteraad daarvoor geënthousiasmeerd. Landelijke ontwikkelingen Na de aanstelling van deze bouw historici gebeurde er in den lande op bouwhistorisch gebied niet zo veel. Den Bosch en Utrecht waren de enige steden die zich op een pro fessioneel en wetenschappelijk ni veau met bouwhistorisch onder zoek bezig hielden en als geloofs verkondigers waren zij zeker in de rest van de jaren zeventig en in de jaren tachtig roependen in de woe stijn. De steden bleken zich na ver loop van tijd echter te ontwikkelen tot centra van waaruit jonge bouw historici uitzwermden en daardoor ook als gezichts- en ijkpunten voor de enkele zelfstandig opererende bouwhistoricus. Na de decentralisatie van de monu mentenzorg in 1988 waarbij de ge meenten grotere verantwoordelijk heden kregen in de uitvoering en handhaving van het beleid nam de roep om meer bouwhistorisch on derzoek toe. Met de decentralisatie van de uitvoering was de expertise toch vooral in Zeist, waar de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is gehuisvest, blijven zitten. Het gevolg was dat geleidelijk aan een aantal zelfstan dige bouwhistorische bureau's het licht zagen, die konden inspringen op de groeiende stroom opdrachten die vanuit de gemeenten werden verstrekt. Dit maakte een landelijke belangenbehartigingsorganisatie onontbeerlijk. Deze wordt in 1991 opgericht en de Stichting Bouwhistorie Nederland (SBN) is een feit. Zutphen In Zutphen wordt vanaf 1994 bouwhistorisch onderzoek uitge voerd. In dat jaar wordt de Werkgroep Bouwhistorisch Onderzoek in het leven geroepen die onder auspiciën van de Historische Vereniging Zutphen op vrijwillige basis onderzoek doet naar de vraag hoeveel middeleeuw se huizen de tand des tijds hebben doorstaan en in meer of mindere 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphen MoNUmentaal (2000-2012) | 2000 | | pagina 2