6.2.4. Zalm 6.2.5. Karperachtigen 39 gevonden premaxillare was bovendien van een groot exemplaar: het was anderhalf maal zo groot als het premaxillare van een meer dan 60 cm lange paling. De resten van de verschillende soorten van karperachtigen (cyprinidae) kunnen vaak niet van elkaar onderscheiden worden, zoals vijf ribben en een wervel ter grootte van die van een 27 cm. lange, en 140 gram zware blankvoorn. Van een winde (Leuciscus idus) iets groter dan een vrouwelijk exemplaar met 24 cm. lengte een 325 gr. gewicht, stamt een cleithrum. Een precaudale wervel van een ongeveer evengrote karperachtige kan zeer goed van dezelfde winde zijn, in elk geval niet van een karper (Cyprinus carpio). Twee schedelfragmenten en een anaalvinfragment zijn van twee verschillende karpers: de ene al redelijk fors en ongeveer evengroot als een 54 cm. lang en 2,5 kg. zwaar vrouwtje, de ander nog veel groter. Een van een winde of karper afkomstige anaalvinstekeldrager past beter bij de gevonden karperfragmenten dan bij de windebotten. De lage waardering van vooral de kleinere karperachtigen vanwege hun graterigheid schijnt in vroeger tijd minder gespeeld te hebben. Het hoogst gewaardeerd werd de karper zelf, die met 120 cm maximale lengte het grootst kan worden. Hij komt regelmatig voor in oude adellijke rekeningen.80 Ook hier zal de grootte van de vis de statuswaarde in belangrijke mate meebepaald hebben, terwijl door de stevigheid van het botmateriaal de resten van kleinere exemplaren in de bodem beter bewaard zullen zijn dan bij de zalm. In bodemvondsten komen karperresten in ieder geval niet uitsluitend in elitecontext voor. Ze zijn ook gevonden op het Deventer Burseplein. De winde, die niet langer dan 60 cm wordt en niet zwaarder dan 5 kg, is nogal graterig, maar werd vroeger zeker gegeten. De winde leeft in de grote rivieren; hij is niet in het kasteel van De zalm (Salmo salar) trekt op geregelde tijden vanuit de zee de rivieren op om eieren af te zetten en kon tijdens de trekmaanden gemakkelijk massaal gevangen worden. Tijdens deze korte vangstperioden was er een dermate overvloed aan zalm, dat historische bronnen melding maken van opstandige dienstboden, die niet vaker dan tweemaal per week zalm wilden eten75 en van zalm als "kattenkost".76 Vermoedelijk gaat het daarbij in hoofdzaak om kleine zalmen, en waren de grotere paairijpe exemplaren met lengtes tot 1 meter en gewichten van 6 tot 12 kilo relatief zeldzaam en kostbaar, en dus voor de elite.77 De vis heeft zeer broze skeletresten en zachte graten, en het is waarschijnlijk dat de resten van de vele kleine exemplaren in archeologische context te slecht bewaard zijn om teruggevonden te zijn. Archeologische vondsten van zalmresten van na 1200 komen alleen uit adellijke of rijke stedelijke kontext.78 In Deventer is de vis wel aangetroffen tussen de 20 gedetermineerde visresten van de Proosdij, maar ontbreekt in de duizenden laat- en postmiddeleeuwse visbotten van het Burseplein.79 De drie op de Hof van Heeckeren gevonden elementen stammen van minstens één, fors exemplaar. 75 Laarman 1996 76 De Jong 1992b 77 suggestie B. Beerenhout 78 Zalmvondsten zijn bekend van de adellijke kastelen van Eindhoven en de Voorst bij Zwolle; in de beerput van de adellijke Hof te Batenburg in Nijmegen en in Kampen in het vondstcomplex met de meeste elitaire voedselresten (BL88) (resp. De Jong 1992b, IJzereef 1983, Laarman 1991 en 1990) 79 resp. Laarman 1996, IJzereef Laarman 1986 80 Esser zj.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Archeologische Publicaties | 1998 | | pagina 45