6. VISSEN (MNI) gevonden elementen: aant. (2 (2) (5 totaal gedetermineerd (12) 31 100 indet 3borst, lstaart, l rugvinfr. 11 Tabel 26. Overzicht van de gevonden visbotten uit de beerput van de Hof van Heeckeren. 6.1. Taphonomische opmerkingen 37 Bij de interpretatie en vergelijking met andere vondsten moet rekening gehouden worden met het geringe totaal aantal fragmenten, dat te klein is voor enige statistische representativiteit. Bovendien zijn, op enkele fragmenten na, alleen grotere, meest robuuste visbotten verzameld. Kleinere vissen kunnen daardoor ontbreken, zoals haring en spiering, of ondervertegen woordigd zijn, zoals paling of baars. Echter, hoe groter de vis, hoe luxer hij in het algemeen gewaardeerd zal zijn geweest. Een grote vis was niet alleen over het algemeen zeldzamer, maar toonde ook beter bij een pronkmaaltijd en had naar verhouding minder graten. Door de te verwachten oververtegenwoordiging van grote vissen kan ten onrechte een luxueus beeld ontstaan. Daarnaast kan het "keukenafval" ten onrechte oververtegenwoordigd zijn door een oververtegenwoordiging van de meer in het oog lopende kop- en schouderfragmenten, die soms bij de bereiding van het opgediende deel gescheiden worden. Daar staat tegenover dat de resten van vissoorten met een hoog vetzuurgehalte in hun skelet, zoals zalm en paling, beter bewaard kunnen zijn dan in de oudere vondsten uit Zutphen en Deventer. zeevis schelvis kabeljauw kabeljauw/Gadidae totaal zeevis zoet- en zoutwatervis paling zalm schol/bot totaal zoet-/zoutwatervis zoetwatervis snoek baars winde karper/winde karper karperachtigen totaal zoetwatervis 2 1 2 1 3 6 15 3 5 1 9 1 3 3 7 12,9 19,4 48,4 6,5 3,2 6,5 (1 (1 (1 (1) (3) (5 (1 (1 (1 epihyale, urohyale caudale wervel cleithrum, precaud. wervel anaalvinstekeldrager proöt., basioöcc., anaalv. precaud. wervel, 5 ribben lacr., cleithr., caud.w. 2 cleit., 2 caud.w., kieuwfr. posttemporale premaxillare hyom., preoperc., caud.w. ossa analae 9,7 16,1 3,2 29,0 3,2 9,7 9,7 22,6

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Archeologische Publicaties | 1998 | | pagina 43