5.6.7. Overige wilde vogels 35 maar ook de meeste genoemde vogel in oude jachtreglementen.56 In Gasthuis-afval en gewoon stedelijk afval is hij niet aangetroffen. De kwartel daarentegen is archeologisch in Nederland na 1200 tot nu toe alleen bekend van de kasteel-terreinen van Polanen in Monster (Z.-H.; 14e eeuw) en Eindhoven (1500-1650).57 In het "Jachtbedrijff'-manuscript wordt hij niet als edele vogel genoemd, wel als gejaagde zomergast. De jacht daarop is o.m. bekend uit een jachtreglement voor de Meierei van Den Bosch uit 165 6.58. Over de meerkoet (Fulica atra) zijn geen jachtvoorschriften bekend. De vogel komt voor open water zoals grachten, plassen en wielen, en het naar kip smakende vlees schijnt tegenwoordig nog gegeten te worden.59 Archeologisch is hij gevonden in de 15e eeuwse Gasthuisbeerput in Delft en op het Eindhovense kasteelterrein.60 Een duidelijke aanwijzing voor elite lijkt het bot van een meerkoet of waterhoen (Gallinula chloropus) niet te geven. Van de blauwe reiger (Ardea cynerea), thuis langs kleine waterlopen en onbegroeide oevers en akkers61, en in de 17e eeuw als zomergast beschouwd ("Jachtbedrijff"), zijn drie vleugelbotten, één pootfragment, en twee botten van de schoudergordel aangetroffen, die allen van de zelfde vogel zouden kunnen stammen. Het vorkbeen (furcula) was wat breder dan van het recente voorbeeld. Alle botten waren compleet en onbeschadigd met uitzondering van de reeds genoemde afdruk van een schampschot op een opperarmbeen (humerus) De vogel werd nog in de 17e eeuw als "edele" vogel beschouwd, hetgeen betekent dat het jagen erop was voorbehouden aan de adel.62 Postmiddeleeuwse archeologische resten worden dan ook vooral gevonden op kastelen, bijv. te Eindhoven en Londerzeel63 en ontbreken meestal in het afval van rijke stedelingen, met uitzondering van 14e t/m 19e eeuwse vondsten uit Kampen.64 Ook de roerdomp (Botaurus Stellaris), een reigerachtige te vinden in rietmoerassen, behoorde tot de "edele" vogels. Naast een borstbeen en een spaakbeenfragment uit de Hof van Heeckeren, zijn vondsten bekend uit het Zuid-Hollandse kasteel Palenstein (vooral 15e eeuw) en uit een 15e eeuwse gasthuisbeerput in Delft.65 Achttien botfragmenten stammen van twee houtsnippen (Scolopax rusticola). Deze vogel van bosranden, coulisselandschap en open bossen was tot in de 19e eeuw een gewilde jachtbuit en is teruggevonden in veel rijke, stedelijke afvalcomplexen en op kastelen. De consumptie was, naar het lijkt, niet voorbehouden aan de adel, wel aan de rijkere klassen. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor de minder vaak teruggevonden, iets kleinere watersnip (Gallinago gallinago), te vinden in natte weilanden, polders, beekdalen maar ook in kleinere veenmoerassen of vennetjes.66 Archeologische resten zijn ook bekend uit de stad Kampen en het kasteel van Eindhoven.67 In de beerput van de Hof van Heeckeren zijn een borstbeen en een fragment van een achterschedel gevonden. 56 De Jong 1992b 57 resp. Bult 1986 en De Jong 1992b 58 De Jong 1992b 59 Esser zj. 60 Esser zj.; De Jong 1992b 61 Teixeira 1979 62 Bult 1986 63 resp. De Jong 1992b en Ervynck e.a. 1994 64 Laarman 1990 65 resp. Van Dijk 1993 en Esser zj. 66 Teixeira 1979 67 Laarman 1990; De Jong 1992b

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Archeologische Publicaties | 1998 | | pagina 41