5.1. Het aandeel van het gevogelte 5.2. Soortenverhoudingen 25 In totaal 312 botfragmenten van minimaal 50 gegeten vogels zijn in de beerput teruggevonden; een opvallend grote hoeveelheid ten opzichte van de 350 botfragmenten van minimaal 36 gegeten zoogdieren, zeker gezien de onzorgvuldige verzamelwijze en het geringe aantal visbotten. Van het totale aantal vogel- en zoogdierbotfragmenten bestaat 47 uit vogelresten. In de 10e-eeuwse afvalkuil op het Gravenhof bedraagt dit percentage slechts 13,5 hetgeen in die periode veel is. In de 9e t/m 12e eeuw is een hoog percentage gevogelte kenmerkend in adellijk afval.35 Veel consumptiepatronen van de elite zijn in de loop van het laatste millennium geleidelijk steeds algemener geworden. In de meeste 16e tot 17e eeuwse afvalcomplexen uit kastelen en steden vormen de vogelbotten hooguit een derde van de vogel en zoogdierresten. Alleen in een iets vroeger (1450-1550) gedateerd, rijk stedelijk Delfts afvalcomplex en het mogelijk iets later te dateren afval van de Drentse havezate Entinge, bestaat ruim de helft van de fragmenten uit vogelbot.36 Vooral het Drentse havezateafval is door het geringe aantal fragmenten en de herkomst uit een stortkoker niet zonder meer als representatief te beschouwen. Hoewel een vergelijking van verschillende opgravingen op dit aspect beïnvloed kan zijn door verschillen in verzamelwijze, lijkt het grote aantal vogelbotten in de beerput van de Hof van Heeckeren te wijzen op een zeer rijke of aristocratische levensstijl. Ruim drie kwart van de op soort gedetermineerde vogelbotten stamt van kippen, eenden en ganzen. Deze soorten kunnen, vergelijkbaar met de runderen, schapen en varkens bij de zoogdieren, beschouwd worden als de voornaamste, algemeen gegeten vogelsoorten. Kippen kunnen beschouwd worden als huisdieren. Van ganzen- en eendenbotten kan in veel gevallen niet gezegd worden of het om tamme of wilde eenden gaat, zodat het percentage jachtwild onder de vogelbotten niet te bepalen is. De wilde eenden en ganzen kunnen bovendien door een ieder gejaagd zijn, of bijvoorbeeld in eendenkooien gevangen en op de markt verhandeld. Het eten van ten dele tamme duiven en zangvogeltjes daarentegen kan wel als een luxe beschouwd worden, aangezien deze ten opzichte van de moeite van het fokken, voeren of zelfs alleen het vangen en bereiden weinig vlees opleveren. Ook de pas in de 16e eeuw uit Amerika geïmporteerde kalkoenen, waren als betrekkelijke nieuwigheid in hoofdzaak bij de elite op tafel te vinden. In tabel 20 zijn kippen, eenden en ganzen, inclusief de duidelijk wilde soorten, tegenover soorten gezet die vooral door welgestelden gegeten werden, en vergeleken met vondsten uit diverse andere adelswoningen en enkele stedelijke contexten. Het Deventer afval komt van welgestelden; de status van het Groninger en Haagse afval is onduidelijk, terwijl het Delfter Gasthuisafval evenmin zonder meer als gemiddeld of arm beschouwd kan worden. Ook hierin springt de Hof van Heeckeren eruit met het hoogste percentage indicatoren van rijkdom en status. In het enige vondstcomplex, waarin dit percentage dat van de Hof van Heeckeren benadert, nl. in het 16e eeuwse privaat van het Noord-Limburgse Huis ter Horst, wordt dit hoge percentage vooral bepaald door resten van duiven, die in mindere mate waarschijnlijk ook wel eens door de gewone man zullen zijn gegeten. 35 Spitzers Beerenhout i.v. 36 resp. Bult Robbers 1992 en Prummel 1990

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Archeologische Publicaties | 1998 | | pagina 31