4.4.4.2. Varkens en schapen
BD
194,4
3,01
58,5 cm.
Tabel 16. Maten (in mm.) en schofthoogten (in cm.) berekend aan de hand van schapenbotten.
4.4.5. Slachtsporen
21
Ook van varkensbotten konden geen maten genomen worden, voornamelijk omdat de meeste
lange botten onvolgroeid waren. Wel bestaat de algemene indruk dat zij ongeveer even lang
zijn als moderne voorbeelden, maar slanker dan de huidige. Aan de hand van vijf nagenoeg
volgroeide schapenbotten is volgens Teichert29 een gemiddelde schofthoogte berekend van
58,8 cm (zie tabel 16).
Dit mag voor huidige begrippen misschien klein zijn, maar komt overeen maten van diverse
Limburgse kastelen en van de 26 Brabantse en Drentse zandgronden rond resp. Eindhoven en
Dwingeloo.30 Slechts één van de vijf schofthoogten benaderde met 64 cm. de grotere schapen
die in Groningen en Dokkum zijn aangetroffen in de vroegmoderne tijd (resp. 66 en 65 cm
gemiddeld.31 IJzereef Laarman (1986) merkten voor 17e-eeuws Deventer ook relatief grote
schapenbotten op.
Hak- en snijsporen van het ontleden van het karkas zijn aangetroffen op 79 van de runder-
botfragmenten 63 van de schapenbotten en 48 van de varkensbotten. Deze hoge
percentages kunnen beïnvloed zijn door de goede staat van conservering van het botmateriaal.
Een goede slager probeert zijn mes te ontzien door hakken en snijden in het bot te vermijden.
Men krijgt echter uit de slachtsporen op de botten de indruk dat er geen enkele poging in die
richting is ondernomen.
element
femur
femur
femur
metacarpus
metacarpus
tibia
vergr.
PvgDo
PvgDvg
PvgDvg
PvDv
Dv
PoDv
25
24
GL
161,4
161,0
163,0
131,0
schofthoogte
57,0 cm.
56,8 cm.
57,5 cm.
64,1 cm.
volgnr.
412
413
414
419
420
416
factor
3,53
3,53
3,53
4,89
Een nog niet vergroeid runderbot met de grootte van dat van een oerrund is ook in het laat 16e-
eeuwse afval van het Rekemse kasteel aangetroffen, naast die van kleinere runderen.27 IJzereef
en Laarman (1986) stelden in Deventer een duidelijke vergroting vast van de schofthoogten
van ossen en stieren vanaf de 15e eeuw, terwijl bovendien de nadruk verschoof van
koeienvlees naar dat van ossen en stieren. Sinds de 15e eeuw is een grootschalige ossenhandel
bekend, waarbij ossen onder meer vanaf Friesland langs de IJssel naar het Rijnland gedreven
werden. Bij verschillende IJsselsteden werden de ossen tijdelijk bij gevoerd op speciale
stadsweiden. Resten van zeer grote runderen zijn ook in Keulen gevonden bij een rivierkade.28
Het ligt dan ook voor de hand in de zeer grote runderen van onder meer de Hof van Heeckeren
resten van deze grote vleesossen te zien, en niet van verdwaalde oerrunderen.
27 Vanderhoeven 1987
28 mededeling H. Lampe te Keulen
29 naar v. Wijngaarden-Bakker 1993
30 Vanderhoeven 1987; De Jong 1995 en 1992; Prummel 1990
31 Van Gelder-Ottway 1976/77 en 1979