2 Tabel 12. Slachtleeftijdgegevens schaap op basis van epifysiële vergroeiingen 18 Van een ouder schaap, dat nog wel vóór zijn tweede jaar geslacht werd, stammen een distaal onvergroeid middenhandsbeen en een achterschedel, beiden 9 kleiner dan volgroeide voorbeelden. Voor het overige zijn minstens 4 schapen geslacht op een leeftijd van twee en half tot drie jaar, wanneer de vleesgroei afgenomen is en de rammen geslachtsrijp, en mogelijk lastiger zijn geworden. Aangezien er (met uitzondering van vergroeide en vergroeiende wervelkapjes) geen duidelijke aanwijzingen zijn voor hogere slachtleeftijden, lijkt bij alle geslachte dieren, de ooien zowel als de rammen, de wolproductie ondergeschikt te zijn geweest aan de vleesproductie. In 17e-eeuwse elitecontext kan niets anders verwacht worden en deze vaststelling zegt niets over de veehouderij in de omgeving. Wel valt op dat, in tegenstelling tot runderen en varkens, de meerderheid van de schapen niet vóór, maar rond de leeftijd met de maximale vleesopbrengst is geslacht. 4 2 skeletelementen pelvis; scapula Phalanx 1+2 prox. metacarpus; tibia dist. metapodium radius d; femur p, calcaneus femur dist.; humerus tibia prox. onvergroeid 1 3 3 1 2 8 vergroeid 6 2 4 leeftijd (mnd.) 6-10 13-16 18-24 18-28 30-36 36-42 Opvallend is een dijbeen dat aan beide uiteinden tegelijk aan het vergroeien was, terwijl volgens Silver het proximale einde vóór 36 maanden en het distale einde na 36 maanden vergroeit. Acht van 80 fragmenten (10 waren zichtbaar juveniel (jonger dan ca. 1 jaar), hetgeen minder is dan bij de varkens (14 en runderen (40 In de 10e-eeuwse afvalkuil op het Gravenhof ontbreken aanwijzingen voor lammeren geslacht vóór de 12e maand. Wel is ook daar het merendeel van de schapen geslacht rond de leeftijd met de meest economische vleesopbrengst, geheel in overeenstemming met Deventer vondsten uit de zelfde periode, maar in afwijking van vroege burchtvondsten uit de zuidelijke Nederlanden, waar wél lamsvlees gegeten is.18 Ook na de middeleeuwen lijkt het slachtleeftijdbeeld van Zutphen en Deventer af te wijken van dat in zuidelijker streken. Net als op de Hof van Heeckeren zijn zowel op de Limburgse kastelen te Rekem en Bergen in de late 16e tot vroege 17e eeuw, als door de rijkere 17e-eeuwse Deventernaren lammetjes van ca. 3 tot 5 maanden gegeten naast een meerderheid van oudere dieren.19 In Deventer zijn deze "oudere" dieren net als op de Hof van Heeckeren geslacht rond de ideale vleesslachtleeftijd (zie tabel 13). In Rekem daarentegen zijn, vergelijkbaar met diverse andere Limburgse kastelen, de oudere dieren geslacht op de leeftijd waarop de kwaliteit van de wol begint af te nemen: 4 tot 6 jaar.20 Hierdoor ontstaat het vermoeden dat wolproductie in de IJsselstreek een geringere rol speelde dan in de zuidelijke Nederlanden.21 De consumptie van lamsvlees als indicator van welstand lijkt op de Hof van Heeckeren niet groter te zijn geweest dan in andere elite contexten uit de zelfde periode, ook stedelijke, maar wél groter dan zeven eeuwen eerder op de Zutphense Gravenhof. 18 Spitzers Beerenhout 1998; Spitzers 1988 19 rep. Vanderhoeven 1987, De Jong 1995; IJzereef en Laarman 1986 20 Payne 1973 21 vgl. Spitzers 1988/IJzereef Laarman 1986

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Archeologische Publicaties | 1998 | | pagina 24