4.4.3.2. Schaap femur: metacarpus: 2 x 24-42 mnd. 4 x 6 (12) mnd. 17 De leeftijdsgegevens van alle groeinaden (tabel 10) bevestigen dat meer dan de helft van het gegeten vlees van kalveren stamt die vóór hun 10e maand geslacht zijn; een minderheid stamt van runderen ouder dan anderhalf jaar, terwijl er geen aanwijzing bestaat voor slacht van volwassen melk-, fok-, of trekdieren ouder dan drie tot drie en half jaar. De op de Hof van Heeckeren gegeten runderen zullen in hoofdzaak voor hun vlees gehouden zijn, waarbij slechts één van de acht (14 zijn maximale omvang benaderd had en een tweede met een redelijke omvang vermoedelijk niet ver vóór de ideale vleesslachtleeftijd onder het mes kwam. De meerderheid betreft jonge kalveren die, om wat voor redenen dan ook (b.v. overtollige stiertjes) geslacht zijn lang voordat zij hun hoogste vleesopbrengst gaven in kwantitatief opzicht. Uitgaande van een geboorte in het voorjaar zouden zij in de herfst geslacht zijn, nog vóór hun eerste winter. Het percentage kalveren in het botmateriaal uit de beerput van de Hof van Heeckeren overtreft niet alleen duidelijk dat in het afval van rijke huishoudens in Deventer, maar ook nog licht dat van de Spaanse bezetters van kasteel Rekem.16 Terwijl in Deventer minder dan 15 van de epifysen rond de 18e maand nog niet vergroeid was (tegen 60 op de Hof van Heeckeren17), en de meeste slachtleeftijden tussen het tweede en vierde jaar lagen, wordt het beeld van de beerput van Van Heeckeren in Rekem redelijk benaderd met 30 tot 56 onvergroeide epifysen rond de 18e maand en 30 zichtbaar juveniele botten (tegen 40 op de Hof van Heeckeren). Het ontbreken van een kleine hoeveelheid botmateriaal van runderen ouder dan 3 jaar op de Hof van Heeckeren, zoals wel aangetroffen in beide andere afvalcomplexen, kan veroorzaakt zijn door het kleine totaal aantal runderbotfragmenten van de Hof van Heeckeren. Hoewel hierdoor de betrouwbaarheid van het beeld van de slachtleeftijden beperkt is, lijkt de ook uit andere gegevens naar voren komende grote mate van elitekenmerken in vergelijking met andere elitecomplexen bevestigd te worden. Op basis van waarnemingen aan de bekkens zijn minimaal 7 individuen te onderscheiden, waarvan twee ooien en vier rammen. Een nog niet vergroeid bekken stamt waarschijnlijk van een vijfde ram, in elk geval jonger dan 10 maanden. Rammen werden vaker op jonge leeftijd geslacht, omdat zij agressief konden worden en overbodig waren voor de reproductie. Een in totaal 11 cm lange schedel (zonder neusbeen) met onderkaak van een twee tot drie maanden oud lammetje kan van hetzelfde individu zijn als het onvergroeide bekken. De voorste kies (Ml) van de rechter kaakhelft was hoger dan die van de linker en net doorgebroken. Tabel 11. Slachtleehijdgegevens schaap in minimum aantallen individuen aan de hand van diverse skeletelementen met elkaar vergeleken (tussen haakjes op basis van inschatting toegevoegde informatie). 1 x 30-36 mnd. 2 x ca.36 mnd. 1 x (ca.30)-36 mnd. 1 x 28 mnd. 2 x 20 mnd. mandibula: 1 x 2-3 mnd. pelvis: 1 x 10 mnd. 16 Vanderhoeven 1987; IJzereef Laarman 1986 17 Vergroeiingen van bekkens niet meegerekend omdat deze ook niet meegerekend zijn bij het afval van Deventer en Rekem.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Archeologische Publicaties | 1998 | | pagina 23