14 Tabel 8. Vergelijking van de vertegenwoordiging van de verschillende karkasdelen van de meest gevonden zoogdiersoorten van de 17e eeuwse Hof van Heeckeren en de 10e eeuwse Gravenhof: percentages van het totaal aantal fragmenten per soort, gecorrigeerd met niet op soort bepaalde ribfragmenten. In tabel 7 is de verdeling van de gevonden fragmenten over het skelet weergegeven. De drie als schaap/geit of ree gedetermineerde ribben zijn hier als schaap meegeteld, het als varken of wild zwijn gedetermineerde ribfragment als varken. In tabel 8 zijn de overige, middelgrote ribfragmenten naar verhouding verdeeld meegerekend. Deze gecorrigeerde gegevens zijn per karkasdeel samengevat in procenten van het totaal per diersoort en vergeleken met soortgelijk berekende gegevens van de 10e-eeuwse afvalkuil op het Gravenhof. Het hogere percentage kop- en rompfragmenten het 10e-eeuwse afval is ten dele, zo niet geheel te verklaren uit de grotere fragmentatie daarvan. Terwijl in de 10e eeuw varkensribben opgedeeld werden in korte stukken, waarvan er honderden zijn teruggevonden, is in het 17e-eeuwse afval juist de sterkste fragmentatie en het hoogste relatieve aantal aangetroffen bij schapenribben. Terwijl in het 10e-eeuwse afval de varkensbotten als elite-indicator golden, was in de 17e eeuw juist schapenvlees het duurdere. Daarbij geldt het vlees bij de ribben als van tweede kwaliteit. Kennelijk nam men bij de duurdere karkassen in grotere mate genoegen met meer dan alleen het beste. Een andere mogelijke verklaring is dat een deel van de schapen op de Hof zelf geslacht werd, of compleet aangevoerd en van hun wolvacht ontdaan. De vondst van meerdere, deels nog onvergroeide kootjes kan hierop wijzen. Een onervaren thuisslager kan de ribben stukgeslagen hebben. Het geringe aantal onderpootfragmenten van varkens en runderen kan er op wijzen dat een groter deel van het varkensvlees bij de slager gekocht is, nadat de huid met de onderpoten verwijderd was, om bijvoorbeeld naar de leerlooier gebracht te worden. Veel meer dan de 10e-eeuwse kopresten, bestaan de 17e-eeuwse kopfragmenten merendeels uit (bijna) complete schedels. Des te opvallender is het bijna tweemaal zo hoge aandeel kopfragmenten bij de 17e-eeuwse varkensresten in verhouding tot die van runderen en schapen. Terwijl bij runder- en schapenkoppen hooguit de hersenen en de tong als lekkernij golden, zit kop romp bekken/schouder poot onderpoot voorpoot achterpoot 10B 24 57 5 10 5 9 8 10B 15 52 17 14 1 19 12 varken 17B 18 32 9 40 1 10 40 schaap 17B 10 46 12 19 9 11 25 haas 17B 21 33 12 26 7 19 26 aan een varkenskop veel meer vlees, dat niet als het minste werd gezien. Ook werden wel complete everkoppen met hun slagtanden als pronkschaal op tafel gezet tijdens belangrijke diners.14 Twee van de zeven varkensschedels zijn overlangs doormidden gekliefd, twee andere waren nog compleet. Een relatief hoog aandeel varkenskoppen is een algemeen kenmerk in afval van middeleeuwse burchten en ook aan te treffen in de 10e-eeuwse afvalkuil op het Gravenhof en in het laat-16e-eeuwse afval van het kasteel te Rekem. 14 De Jong 1992a rund 17B 10B 9 28 48 25 14 20 26 28 _310 10 16 31 22

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Archeologische Publicaties | 1998 | | pagina 20