4.4.2. Vertegenwoordiging van de karkasdelen 2 1 3 1 10 22 3 10 3 1 5 2 1 1 3 1 1 1 totaal 64 87 83 20 42 13 Groningen doen vermoeden dat hieraan de zelfde situatie ten grondslag ligt. De vraag rijst of de schapenhouderij op de Oost-Nederlandse zandgronden niet in bepaalde opzichten verschilde van die op de Brabantse zandgronden en de West-Nederlandse kustgebieden. Tabel 7. Spreiding van de gevonden fragmenten over het skelet van de meest teruggevonden zoogdieren. schedel (cranium) onderkaak (mandibula) tongbeen (hyoid) soort: element schouderblad (scapula) opperarmbeen (humerus) spaakbeen (radius) ellepijp (ulna) handwortelbeen (os scapus) middenhandsbeen (metacarpus) varken aantal 5 10 8 4 1 1 2 1 2 1 3 2 1 3 4 2 1 1 rund aantal 1 1 4 14 7 2 1 12 9 11 5 2 1 3 3 2 1 2 1 1 1 schaap aantal 5 4 3 2 1 1 4 1 1 1 3 1 5 8 8 kat aantal 4 2 2 1 2 2 haas aantal 7 2 1 2 5 1 2 1 3 bekken (pelvis) dijbeen (femur) knieschijf (patella) scheenbeen (tibia) kuitbeen (fibula) sprongbeen (astragalus) hielbeen (calcaneus) voetwortelbeen (os tarsus) middenvoetsbeen (metatarsus) middenhands- of middevoetsbeen (metapodium) 1e kootje (phalange 1) 2e kootje (phalange 2) 3e kootje (phalange 3) atlas draaier (axis) halswervel (vert. cerv.) borstwervel (vert. thor.) lendewervel (vert. lumb.) heiligbeen (sacrum) staartwervel (vert. caud.) wervel (vertebra) borstbeen (sternum) ribben (costae)

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Archeologische Publicaties | 1998 | | pagina 19