12 De overige drie slachtveesoorten zijn met ongeveer even grote aantallen fragmenten vertegenwoordigd (zie grafiek 2). Dit is geenszins gebruikelijk. Normaal gesproken overheerst in Oost-Nederlandse faunacomplexen van de 9e tot 19e eeuw het rund, terwijl de resterende 30 procent ongeveer gelijk verdeeld is over schaap- en varkensfragmenten. Dit is bijvoorbeeld het geval in Deventer in de 9e tot en met 15e eeuw en in de 18e eeuw11 en in gemiddeld afval uit de 16e tot 17e eeuw uit Eindhoven en Groningen (zie tabel 6 en grafiek 1, kolommen met “S”). In 17e-eeuws afval van rijkere huishoudens in Deventer is het percentage varkensbot in overeenstemming met deze "gewone" afvalcomplexen lager dan op de Hof van Heeckeren; het percentage schapenbot daarentegen is ongeveer even hoog als op de Hof van Heeckeren (zie grafiek 1). Vergelijkt men de soortenverhoudingen op de Hof van Heeckeren met die van andere kasteelcomplexen, dan blijkt het percentage schapenbot op alle kastelen overeen te komen met dat van de Hof van Heeckeren; het percentage varkensbot daarentegen is veel geringer, met uitzondering van het afval van de Spaanse bezetters van de burcht te Rekem bij Maastricht (zie grafiek 1, kolommen met “K”). Dit laatstgenoemde afval komt ook door het voorkomen van grootwild overeen met dat van de Hof van Heeckeren (zie tabel 4). Het relatief hoge percentage schapenbot laat zich verklaren doordat schapenvlees in de 17e eeuw duur was.12 Schapen werden gehouden in open landschappen op kwelders en heidevelden. Runderen werden gehouden op weilanden in diverse situaties. Varkens werden in grotere kudden in bossen gehouden, om zich te voeden met eikels en andere bosvruchten. Het relatief hoge percentage varkensbot op de Hof van Heeckeren kan, net als de eerder besproken grootwildresten wijzen op een grotere bosrijkdom in de omgeving. 11 IJzereef Laarman 1986; Spitzers 1988 12 IJzereef 1989 13 Spitzers Beerenhout Een hoog percentage varkensbot kan ook wijzen op rijkdom. Op burchtterreinen tot en met de 12e eeuw vormen de varkensbotfragmenten de meerderheid, in het 10e-eeuwse botmateriaal van het Zutphense Gravenhof zelfs 72 van het gegeten slachtvee. Na de algemeen verbreide ontbossing op grote schaal daalde het aandeel varkensbotten op kasteelterreinen in de 13e tot 14e eeuw tot een lichte verhoging ten opzichte van het in de omgeving gebruikelijke.13 Ook in sommige afvalcomplexen van rijkere stedelijke huishoudens in de 16e tot 17e eeuw (Groningen en Kampen) vormen de varkensbotten een groter aandeel dan in die van doorsnee- huishoudens (zie tabel 6 en grafiek 1, kolommem met “SR”). Als oorzaak daarvan kan verondersteld worden dat mals vlees van jonge dieren, makkelijker verkrijgbaar was van varkens, dan van runderen en schapen. In tegenstelling tot runderen en schapen werden varkens namelijk in de eerste plaats gehouden als vleesproducent en was het gebruik van het karkas voor andere doeleinden (zoals verwerking van de huid tot leer) daaraan ondergeschikt. Bij de beide andere soorten speelden andere functies, zoals trekkracht en melkproductie, een grotere rol. Zij werden daarom vaker geslacht ruim na het bereiken van hun maximale vleesomvang, wanneer op hogere leeftijd hun belang voor deze andere functies verminderde. Aangezien in rijke huishoudens over het algemeen veel jong vlees gegeten werd, zal daarin, vergeleken met doorsnee huishoudens, relatief vaker varkensvlees gegeten zijn tenzij er voldoende lamsvlees te verkrijgen was. Dit laatste lijkt nu juist, zowel in de 10e eeuw als in de 17e eeuw voor de bovenlaag van Zutphen niet het geval te zijn geweest. Bij de bespreking van de slachtleeftijden op de Hof van Heeckeren zal blijken dat jong varkens- en rundvlees wel voldoende te krijgen lijkt te zijn geweest, terwijl men bij het statusverhogende schapenvlees voor een deel genoegen moest nemen met ouder vlees. Om vooral jong vlees te kunnen eten lijkt men dus vaker varkensvlees aangeschaft te hebben dan de gemiddelde burger. De hoge percentages varkensbot in het afval van rijke huishoudens in Kampen en

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Zutphense Archeologische Publicaties | 1998 | | pagina 18