Bijlage 1.
VERSLAG over den toestand van het MUSEUM
in het Wijnhuis te Zutphen, in het jaar 1945.
In de samenstelling van het bestuur zijn in het jaar 1945eenige
belangrijke wijzigingen gekomen. Inde vacatures ir D. J. Bosman
en G. J. Douwes werden door „Zutphen Vooruit" tot leden
aangewezen Jhr Mr M. W. C. de Jonge en Mr C. Schil 1 e-
mans. Burgemeester en Wethouders benoemden in de vacature
Mr J. Dijckmeester tot lid mevrouw M. M. Doornink-
Hoogenraad. Herbenoemd werden door B. en W. de Heer D.
H. Jordaan en door de Vereeniging de Graafschap de Heer
G. Langeler.
In het tijdvak na den brand van het Wijnhuis is in den toestand
van het Museum weinig verandering gekomen. Een besluit be
treffende den herbouw of aanwijzigingen omtrent plannen voor
de toekomst zijn aan de museum-commissie niet bekend.
Het ontredderde gebouw is van zijn puin ontdaan de achter
gebleven ingemetselde zandsteenen bouwfragmenten werden van
een betimmering voorzien. Het puin werd in tegenwoordigheid
van de conservatrice zorgvuldig doorzocht. Een groot aantal
ijzeren en enkele bronzen voorwerpen kwamen, hoewel beschadigd,
te voorschijn. Een gedeelte hiervan is reeds gerestaureerd en
weer geheel bruikbaar geworden. Andere stukken zooals de helle
baarden, beulszwaarden, geldkisten e.a., welke met hout of leer
bekleed of met verf bewerkt waren, zijn van hun luister beroofd.
Ook eenig blauw porcelein en glaswerk, in ijzeren kisten verpakt,
werd door het vuur geblakerd. Aan prof. Dr C. J. van Nieu
wen burg (laboratorium voor analytische scheikunde te Delft)
werd advies gevraagd over de verwijdering van deze roet- en
aschproducten. Prof. v. N. was zoo welwillend scherven van
porcelein en glas en een fragment van zandsteen, dat verschijn
selen van verpulvering vertoonde, te onderzoeken en aanwijzigingen
te geven voor een behandeling van het beschadigde. Helaas kon
het resultaat nier overal bereikt worden.
Door den nijpenden woningnood in Zutphen heeft het veel
moeite gekost om den inventaris van het museum onderdak te
brengen. Aanvankelijk kon geen enkel lokaal in de stad beschik
baar gesteld worden. Tenslotte kwam de Kerkvoogdij van de