HOOFDSTUK I. HET BESTUUR. Gemeenteraad. Ook in 1944 bleven de werkzaamheden van de Gemeenteraad, ingevolge de 1 September 1941 in werking getreden Achtste Verordening van de Rijkscommissaris voor het bezette Neder lands gebied, betreffende bijzondere maatregelen op administratief rechtelijk gebied (Verordening 152/1941), rusten. College van Burgemeester en Wethouders. De werkzaamheden van het college van Burgemeester en Wet houders bleven, ingevolge de bovengenoemde Verordening 152/1941 eveneens gedurende het verslagjaar rusten. Burgemeester. Ingevolge de meergenoemde Verordening 152/1941 bleef de burgemeester gedurende het verslagjaar belast met de waar neming van de taak van de Gemeenteraad en die van het college van Burgemeester en Wethouders. Blijkens een 12 Februari 1944 ingekomen schrijven van de Commissaris der provincie Gelderland, d.d. 9 Februari 1944, nr. 244/5, werd de heer J. A. Tesebeld, door de Commissaris- generaal voor Bestuur en Justitie bij besluit van 20 Januari 1944 benoemd tot burgemeester van Zutphen. De nieuw benoemde burgemeester, die op 16 Maart als zodanig werd beëdigd, aanvaardde zijn functie 27 Maart d.a.v. De of ficiële installatie vond plaats ten raadhuize op 15 April 1944. Gedurende het verslagjaar bleef de bij het besluit van de bur gemeester, d.d. 9 October 1941, no. 6212, vastgestelde regeling van de volgorde, waarin de wethouders worden geroepen om tijdens ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van de burge meester, als zijn vertegenwoordiger op te treden, tot 4 September ongewijzigd van kracht, zodat de wethouders in voorkomende gevallen in onderstaande volgorde als zodanig optraden 1. mr G. J. H. Wag ener. 2. J. A. Paap. 3. Th. W. Hoonings. Sedert 4 September was de met ingang van die datum benoemde bezoldigd wethouder P. J. W. de Waal, ingevolge artikel 5, derde

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1944 | | pagina 5