Bijlage I.
2
en ijzeren voorwerpen konden onbeschadigd onder het puin van
daan worden gehaald. Van de archeologische verzameling ging
bijna alles verloren. De zandsteenen fragmenten van bouwwerken
leken aanvankelijk weinig geleden te hebben na onderzoek bleek
echter, dat de felle gloed het zandsteen had aangetast hetgeen
op verschillende plaatsen tot verpulvering had geleid. De inge
metselde fragmenten zijn voorloopig omkist; die, welke los stonden
werden voorzichtig afgenomen en opgeborgen. De Lodewijk XV
marmeren schoorsteenmantel heeft den brand goed doorstaan en
is nu veilig geborgen daarentuigen brokkelde de wit marmeren
schoorsteenbemanteling in de Westbovenzaal bij aanraking uiteen.
Te betreuren is ook het verlies van enkele betimmeringen,
o.a. die van de schepenbank, de monumentale historische zetel
van den leenrechter en de zetel waarop zoo menig regeerend
Oranjevorst bij een bezoek aan Zutphen heeft plaats genomen, enz.
Het jaar 1944 is voor het museum in alle opzichten een somber
jaar gebleken. De museum-commissie zag zich twee van haar
leden door den dood ontvallen. De voorzitter, Mr. J. Dijck-
m eest er, sedert Dec. 1943 niet meer in haar midden, overleed
in October 1944. Zijn heengaan beteekent voor het museum een
gevoelig verlies. In 1925 werd Mr. Dijckmeester lid van de
museum-commissie, in 1929 haar voorzitter. Onder zijn voor
treffelijke leiding is het museum steeds in bloei toegenomen. Zijn
voortdurende steun, wanneer in het belang van het museum iets
bereikt moest worden, zijn nimmer verflauwende belangstelling
voor elke aanwinst en bij elke tentoonstelling en zijn aanmoedi
ging bij het streven om het peil van de tentoonstellingen op te
voeren, maakten de samenwerking tot de meest aangename. De
plannen tot uitbreiding van het museum, in 1943 gereed, maar
helaas door het uitbreken van den oorlog tot langdurig uitstel
veroordeeld, hadden zijn volle medewerking. Ook in de oorlogs
jaren ontbrak nooit het krachtig optreden van den voorzitter
men denke slechts aan hetgeen hij deed om de onrechtmatig
gevorderde museumklokken aan de grijparmen van den bezetter
te onttrekken.
In zijn persoon en in zijn werk herdenkt de museum-commissie
met dankbaarheid haar voorzitter.
Bijlage I.
3
14 Nov 1944 overleed den Heer G. J. Douwes, sinds 1928
lid der museum-commissie. Ook hem, den hoogbejaarde, zien wij
met leedwezen heengaan. Zijn liefde en kennis voor het oude
Zutphen uitten zich ook in de toewijding, welke hij toonde voor
de belangen van het museum. Zijn dagelijksche bezoeken getuig
den daarvan. Nooit klopte de conservatrice tevergeefs bij hem
aan, waar het ging om zijn oordeelkundig advies en zijn hulp bij
tentoonstellingen, waar zelden een inzending uit de veelomvat
tende particuliere verzameling van den heer Douwes ontbrak.
In 1944 werd als lid van de museum-commissie door den bur
gemeester herbenoemd Mej. W. J. S. van Alphen, door
„Zutphen Vooruit Mr. A. Staring en door de Vereeniging
„de Graafschap"' de heer B. Stege man.
Het aantal bezoekers was in de wintermaanden bevredigend
in het voorjaar en in de zomermaanden verminderde het voort
durend, bij andere jaren vergeleken. 2501 betalende bezoekers
werden geboekt van 1 Januari tot half September, toen het
museum gesloten werd na wanordelijk optreden van bezoekers
(leden der Duitsche Weermacht), waardoor de veiligheid van het
geëxposeerde niet meer gewaarborgd was.
Aan het gebouw werden in het verslagjaar geen veranderingen
en herstellingen aangebracht. Van het plan voor een noodzakelijke
restauratie aan het trappenhuis moest in September wegens de
tijdsomstandigheden worden afgezien.
In Juni werd het museum door den burgemeester gevorderd
voor een „Rembrandt-herdenkingstentoonstelling welke hij op
verzoek van de Kultuurkamer in de museumzalen wenschte te
houden. Zonder kennisgeving bleek later van dit plan te zijn
afgezien.
Aanwinsten van beteekenis kwamen in het afgeloopen jaar
niet voor.
Er werd één tentoonstelling gehouden in April Mei van
schilderijen door C Kloos te 's Gravenhagedeze tentoon
stelling trok veel belangstelling.