Verslag van den toestand der gemeente Zutphen over het jaar 1942.
HOOFDSTUK I.
HET BESTUUR.
Gemeenteraad.
Ingevolge de 1 September 1941 in werking getreden Achtste Verordening van
den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende bijzondere
maatregelen op administratiefrechtelijk gebied (Verordening 152/1941) bleven de
werkzaamheden van den Gemeenteraad in het verslagjaar rusten.
College van burgemeester en wethouders.
Ook de werkzaamheden van het college van Burgemeester en Wethouders bleven,
ingevolge bovengenoemde Verordening 152/1941, gedurende het verslagjaar rusten.
Burgemeester.
Ingevolge de meergenoemde Verordening 152/1941 bleef de burgemeester ge
durende het verslagjaar belast met de waarneming van de taak van den Gemeente
raad en die van het college van Burgemeester en Wethouders.
De bij het besluit van den burgemeester d.d. 9 October 1941, no 6212, vast
gestelde regeling van de volgorde, waarin de wethouders worden geroepen om
tijdens ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van den burgemeester als zijn
algemeen vertegenwoordiger op te treden, bleef gedurende het verslagjaar onge
wijzigd van kracht, zoodat de wethouders in voorkomende gevallen in onderstaande
volgorde als zoodanig optraden
1. mr G. H. Wagener; 2. J. A. Paap; 3. Th. W. Hoonings.
Wethouders.
De bij het in werking treden van de Verordening 152/1941 zitting hebbende
wethouders bleven de hun ingevolge deze Verordening opgedragen vertegen
woordiging van den burgemeester, ieder op het hun toegewezen arbeidsgebied,
ook gedurende het jaar 1942 waarnemen.
De regeling van de toewijzing van een arbeidsgebied aan ieder der wethouders,
zooals die door den burgemeester is vastgesteld bij zijn besluit van 24 October 1941,
no. 6558, onderging geen wijziging. Ingevolge die regeling bleef de voorbereiding
van de zaken betreffende de bedrijven en landerijen opgedragen aan den wethouder
mr G. J. H. Wagener, bleef de wethouder J. A. Paap belast met de voorbe
reiding van de zaken betreffende gemeentewerken en sociale zaken en behield de
wethouder Th. W. Hoonings de voorbereiding van de zaken betreffende het
onderwijs.
Verkiezingen.
a. Kiezerslijst. Het getal kiezers volgens de kiezerslijst 1942/43 bedroeg 12654.
b. Verkiezingen. In het verslagjaar werden geen verkiezingen gehouden.
Vaste raadscommissiën.
De burgemeester heeft, gelet op artikel 1, lid 3, eerste volzin van de Verordening
152/1941 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, als
mede op artikel 27, eerste lid van de Eerste Beschikking van den Secretaris
generaal van het Departement van binnenlandsche zaken ter uitvoering van die
Verordening, bij zijn besluit van 30 September 1941, no. 6215, bepaald, dat de
werkzaamheden van de na te noemen vaste raadscommissiën blijven rusten
1. bedrijvencommissie 2. landerijencommissie 3. bouwcommissie; 4. financiëele
commissie 5. commissie voor de redactie der strafbedreigende verordeningen.
Gedurende 1942 bleef dit besluit zijn geldigheid behouden, zoodat de werkzaam
heden der evengenoemde gemeentelijke commissiën in het verslagjaar bleven rusten.
Secretaris.
Het ambt van gemeentesecretaris werd gedurende het geheele verslagjaar bekleed
door den heer J. de Bruin.