Bijlage I.
VERSLAG over den toestand van het MUSEUM
in het Wijnhuis te Zutphen, in het jaar 1942.
In 1942 werd het Museum door 4198 personen bezocht, een
getal, dat sinds 1930 niet meer bereikt werd. Hiervan werden
3107 bezoekers betalend en 1091 kosteloos toegelaten. De meerdere
belangstelling uitte zich vooral in de zomermaanden, toen een
ongekend groot aantal vacantiegangers onze stad bezocht.
Evenals vorige jaren bezochten vereenigingen en groepen
leerlingen van middelbare en lagere scholen uit Zutphen en uit
den omtrek, onder geleide het Museum. Op 12 Juni kwam prof.
dr. J. Q. van Regteren Altena te Amsterdam op een excursie
langs den IJssel met 19 studenten onze verzameling bezichtigen.
In de samenstelling van het bestuur kwam dit jaar geen wijziging.
Door den Burgemeester werd als lid herbenoemd de Heer D. H.
J or daan; door „Zutphen Vooruit" ir. D. J. Bosman, terwijl
de Vereeniging „de Graafschap" de heeren G. Langeler te
Laren, H. Odink te Eibergen en B. Stegeman te Winterswijk
opnieuw tot leden aanwees.
Het gebouw onderging in 1942 enkele noodzakelijke reparaties.
De zaal aan de Westzijde werd in het voorjaar onder handen
genomen muren en plafonds werden hersteld en geverfd. In
September werd de Oostzaal opnieuw behangen en bijgewerkt.
Ook het trappenhuis en het bovenportaal werden geverfd en in
orde gebracht. Tijdens deze werkzaamheden moest het Museum
gedurende 21 dagen gesloten blijven. Bij het wederinrichten van
de zalen werden kleine veranderingn aangebracht. Het gebrek
aan expositieruimte doet zich steeds meer gevoelen.
De verzameling kaarten en plattegronden werd in het afgeloopen
jaar herzien, opnieuw chronologisch gerangschikt en meer nauw
keurig en gespecifieerd beschreven. De adviezen en de steun,
welke hierbij verleend werden door mr. B. van tHoff, ge
meente-archivaris te Deventer, zijn door de conservatrice met de
meeste erkentelijkheid gewaardeerd. De collectie heeft zich ook
dit jaar belangrijk kunnen uitbreiden.
Werd het museum in 1941 voor het ressort de Graafschap
minus de gemeente Groenlo erkend als lokale instelling naar
de regeling betreffende het oudheidkundig bodemonderzoek in
Nederland, op 19 Augustus van het verslagjaar was de voorzitter
van de museum-commissie namens haar aanwezig in de vergadering,
te Leiden door de Rijkscommissie met de afgevaardigden der
lokale musea gehouden, voor de verkiezing van een gemeen-
schappelijken vertegenwoordiger dezer instellingen in genoemd
rijksorgaan. De bijeenkomst werd bij afwezigheid van den hoog-