Bijlage N.
26
Uit dit overzicht blijkt, dat in totaal aan de groep
„kleine boeren" f 334.40 werd uitbetaald, terwijl voor
de groep „kleine tuinders" een bedrag van f 5435.94
werd uitgegeven. Het gedeelte der kosten, dat voor
rekening van de gemeente Zutphen blijft, zal
f 1259.44 bedragen.
W erkverschaffing.
Evenals in 1938 is ook in 1939 veel aan werkver
schaffing gedaan.
In totaal waren 456 arbeiders in de werkverschaffing
werkzaam, afkomstig uit de volgende beroepsgroepen
Vervaardiging van aardewerk, glas, kalk
en steenen4
Boek- en steendrukkerijen, fotografische
ateliers4
Bouwbedrijven enz151
Hout-, stroo-, kurkbewerking 12
Kleeding enz1
Leder, wasdoek en rubber1
Metaalnijverheid, scheeps- en rijtuigbouw 35
Papier8
Textielnijverheid1
Bereiding van voedings-en genotmiddelen 14
Landbouwbedrijven5
Handel13
Verkeerswezen51
Andere arbeiders, niet tot bovenstaande
groepen behoorende (zg. losse arbeiders) 156
Totaal 456
Het aantal arbeidsweken bedroeg 12532 tegen 12740
in 1938, een kleine daling derhalve, tengevolge van de
Bijlage N.
27
beduidende vermindering van het aantal steun-zorgge-
vallen. In procenten van het totale aantal steun-zorg-
gevallen is dan ook een stijging te constateeren van
het aantal tewerkgestelden in verhouding tot 1938, nl.
van 59% tot 66% (zie grafiek op bladz. 21). Door
de circulaire van 3 Februari 1939 is een groote ver
andering ontstaan in de wijze van plaatsing van arbei
ders bij de werkverschaffing.
Geschiedde deze plaatsing voorheen door de Rijks-
Inspecties, na inzending van staten van inlichtingen, in
gaande 1 April 1939 werden de arbeiders door de uit
zendende gemeente aangewezen, terwijl in de plaats van
genoemde staten van inlichtingen, lijsten I, II en III
met vermelding van de namen der arbeiders aan de
inspecties werden toegezonden. De plaatsing geschiedt
voor een tijdvak van 3 maanden en is niet meer, zoo
als voorheen, van week tot week te wijzigen. Bedraagt
het steunbedrag f 6.of minder, dan kan de tewerk
stelling op 8 weken worden vastgesteld, te verdeelen
over die driemaandelijksche periode. Bedraagt de steun
echter meer dan f 6.-dan wordt volledige plaatsing
toegestaan. Indien in bedoelde periode van 3 maanden
een wijziging in de inkomsten plaats vindt, waardoor
de steun tot boven f 6.-zou stijgen, dan kan verder
volledige plaatsing worden gegeven. In het omgekeer
de geval vindt verrekening plaats na afloop van de
periode, terwijl dan voor de nieuwe driemaandelijksche
periode een zg. wachttijd moet worden voorgeschreven.
Zooals uit het bovenstaande valt op te maken, heeft
deze regeling een groote verandering gebracht in de
uitvoering van de werkverschaffings-administratie. De
werkzaamheden zijn thans gedeeltelijk verschoven naar
de driemaandelijksche hercontróle. In meergenoemde