Bijlage J. 4 kan men niets beginnen. Hoewel de zaak vanzelfsprekend zeer mijn aandacht heeft, meen ik toch, dat ik zoo lang ik niet met een vast omlijnd plan, dat vrij zeker effect zal sorteeren, kan aankomen Uw College geen desbetreffend verzoek tot credietverleening kan doen. Wel lijkt het mij noodzakelijk, dat dit punt bij den eventueelen bouw van een brandvrij depot de aandacht krijgt, die het verdient. De materieele toestand van het archief is goed De oude stadsrekeningen, die daarvoor in aanmerking komen, zijn op enkele na gebonden. Ik stel mij voor, om eemge kleinere reparaties (herstel van perkamenten ruggen, aanzetten van linten en d.g.) in den loop van dit jaar ter plaatse te doen verrichten. In het afgeloopen jaar kwam de inventaris van het stadsarchief tot 1816 nagenoeg gereed. In afwijking van de plannen, die ik in mijn vorig verslag ontvouwde, ben ik nu tot de conclusie gekomen, dat het de voor keur verdient, om dezen inventaris (waarbij als gede poneerde archieven beschreven zijn de archieven van e geestelijke stichtingen, over welker eigendommen de stad bij de secularisatie het beheer kreeg en de gi de-archieven) voor den druk gereed te maken. De nummering der stukken is grootendeels voltooid en de inventaris is in twee exemplaren in boekvorm getypt Daar de regestenlijst (deze op fiches) eveneens gereed is, rest nog het aanbrengen van de verwijzingen in den inventaris naar de regestenlijst en omgekeerd, benevens et vervaardigen van inleidingen en index. Ik hoop bij het laatste werk bevoegde hulp te kunnen krijgen, die ook bij het collationneeren de hand kan bieden. Indien dan binnen afzienbaren tijd de voltooiing van et z.g. administratief archief der stad tot 1816 haar Bijlage J. 5 beslag zal hebben gekregen, zal ik mij gaan bezig houden met het omvangrijke rechterlijk archief, dat zich, gelijk bekend, op het Rijksarchief in Arnhem bevindt en dat ik in de afgeloopen jaren bij mijn werk noode heb gemist. Waarschijnlijk zal de Heer Rijks archivaris mij wel toestaan, om dit archief bij gedeelten hier te beschrijven. In de geschiedenis van het archief is de 14e No vember 1938 een belangrijke datum op dezen datum n.l. droeg de Rijksarchivaris in Gelderland aan de archivaris van Zutphen over de zoogenaamde verbonds- brieven van 1343, 1418 en 1436. Deze brieven waren bij akte van 20 Juni 1828 door den toenmaligen „Op- zigter van het Provinciaal Archief van Gelderland I. A. N ij h off, van burgemeester en wethouders van de stad Zutphen overgenomen. Het betreft hier een twintigtal zeer omvangrijke en uit historisch oogpunt uiterst belangrijke charters het zijn de brieven, waarbij ridderschap en steden der verschillende kwartieren zich nauw aaneensluiten. Deze brieven zijn derhalve de grondslag der Geldersche constitutie. Ook sigillogra- phisch zijn deze stukken zeer merkwaardig. Nijhoff meende in 1828 er goed aan te doen, om deze stukken „uit den schuilhoek, die ze te lang besloten had ge houden" (d.i. het Zutphensche archiefdepotnaar het provinciaal archief in Arnhem over te brengen. Nu, na ruim honderd jaren, stelt men zich bij het archief beheer op een ander standpunt en neemt men het „respect des fonds" als leidend principe aan. En zoo is zonder bezwaar bovengemelde overdracht tot stand gekomen. De akte van overdracht bevat echter een clausule, die ik hier letterlijk wil weergeven „Partijen zijn overeengekomen, dat de bedoelde charters in het

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1938 | | pagina 105