26 onderwijskosten zouden stijgen. Wijziging van de wettelijke maatregelen ter zake zouden anders tot een belangrijke toeneming geleid hebben. De belastingopbrengsten, tot en met 1932 stabiel, begonnen in 1932/'33 en 1933/'34 te dalen wat de opcenten op de gemeentefondsbelasting betreft. Bracht in het belastingjaar 1931/ 32 één opcent op deze belasting zonder het z.g. classificatieverschil rond f 1581 op, in 1932/33 daalde dit bedrag tot f 1414, dus met ruim 10 °/0, terwijl naar de laatst bekende ge gevens het jaar is nog niet afgesloten het in 1933/'34 niet meer dan rond f 1233 zal beloopen, alzoo een daling van 22 zal vertoonen in vergelijking met 1931 /*32. Schoon de opbrengst der grond- en personeele be lasting een gestadige, zij het bescheiden stijging te zien geeft, maant de geschetste daling der gemeentefonds belasting tot groote voorzichtigheid. Zal deze daling zich nog voortzetten en, zoo ja, tot welk peil Dit is een zeer belangrijke vraag, waarop niemand thans reeds een antwoord vermag te geven. Maar met de mogelijkheid van een nog lagere opbrengst dient ter dege rekening te worden gehouden. 1933 genoot overigens nog het voordeel van de op brengst boven de raming van het belastingjaar 1932/ '33 en voorts van een toeneming der zoogenaamde classificatiebelasting, welke in hoofdsom weinig of niet veranderde, tengevolge van de heffing voor het eerst van 30 algemeene (rijks-) opcenten op de fondsbelasting. Ook ten einde de tekorten op te vangen en te voor komen dat van het aanvangssaldo een deel zou worden ingeteerd, waarvan immers de volgende jaren de lasten zouden moeten dragen, is met ingang van 1 April 1933 27 het maximale verhaal van pensioensbijdragen op de bezoldiging van het gemeentepersoneel in gevoerd met een opbrengst voor 1933 van ruim f30000. Voorts ging de verwachting in het vorig verslag uitgesproken, dat de korting op de uitkeering uit het gemeentefonds zich in 1933/'34 niet zou her halen, dank zij bedoeld pensioenverhaal in vervulling. De uitkomsten der b e d r ij v e n ten slotte stemden tot tevredenheid, vooral die van het electriciteitsbedrijf. Het eindresultaat van den dienst 1933 is nog niet met zekerheid bekend, maar wij mogen met grond veronderstellen, dat het bevredigend zal wezen. Dit geeft moed om voort te gaan op den thans ge volgden weg beperking der uitgaven, bedacht zijn op alles wat het regelmatig vloeien der inkomsten kan bevorderen, zonder nochtans anders dan bij on vermijdelijke noodzakelijkheid tot belastingverhooging over te gaan. Een verlaging, welke wij aanvankelijk gehoopt hadden te kunnen voorstellen, bleek tot ons leedwezen niet mogelijk. Twee zeer belangrijke der reeds genoemde punten blijven intusschen zorgen wekken de werkloosheids voorziening en de daling der opbrengst van de gemeente fondsbelasting. Daarnaast moeten wij blijkens de ervaring bij voort during bedacht zijn op de totstandkoming van regee- ringsmaatregelen, welke beperking van rijksuitkeeringen aan de gemeenten met zich brengen. Zoo blijft de toestand, hoewel allerminst hopeloos en in vergelijking met dien in honderden andere ge meenten zelfs uitermate gunstig, nog steeds de grootst mogelijke omzichtigheid vereischen. Hoewel Zutphen bij de huidige mogelijkheden tot belastingheffing nog

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1933 | | pagina 15