Bijlage X. 32 Bijzondere onderzoekingen. Eieren. Gedurende een jaar werden de luchtkamers van eieren nagemeten, waarbij bleek, dat voor eieren op den dag van het leggen de luchtkamer in het algemeen 1 a 2 millimeter wasde hoogst gevonden waarde was 2.4 m.M. Het verschil in grootte der luchtkamer van groote of kleine eieren was niet noemenswaard. Deze eieren zijn in een donker vertrek bewaard en wekelijks ge schouwd. De luchtkamer was bij kleine eieren eerst na gemiddeld 5.75 weken grooter dan 6 millimeter geworden (laagste aantal weken 5 en hoogste 7) en bij de grootste eieren na gemiddeld 5,4 weken (laagste aantal weken 4). De eieren, die 6 weken bewaard waren geweest, hadden een iets afwijkende geur gekregen, terwijl het uiterlijk nog zeer normaal was gekookt smaakten zij in 't algemeen niet meer geheel frisch. Bovendien zijn op eierveilingen de luchtkamers van een groot aantal eieren nagemetenin 't algemeen was de luchtkamer kleiner dan 2.5 millimeter zeer zelden was ze grooter dan 3, doch nimmer was ze 4 of grooter. Nitraatbepaling in worst. Voor de nitraatbepaling in worst werd met succes toegepast dezelfde methode als voor de nitraatbepaling in water, n.l. die van Scheringa (Pharm. Weekbl. 1930 bldz. 1362), zooals deze is gewijzigd door Mulder (Pharm. Weekbl. 1931, bldz. 995). Door koken met water, wordt het nitraat in oplossing gebrachtna afkoeling wordt door een neteldoekje gefiltreerd, daarna Bijlage X. 33 de oplossing met phosphormolybdeenzuur geklaard, waarna het nitraat colorimetrisch kan worden bepaald. De hoeveelheid nitraat aan nitraatvrije worstmassa toegevoegd, werd voor 100 °/0 teruggevonden. Bepaling van mierenzuur in Jams. De in het Azijnbesluit aangegeven methode van Fincke, werd eenigszins gewijzigd toegepast, waardoor veel betere resultaten werden verkregen. Ie werden, om oververhitting te voorkomen, de beide kolven in glycerinebaden verhit. 2e werd steeds minstens 1.2 Liter afgedestilleerd. 3e werd de behandeling met waterstofperoxyde ver vangen door eene met 0.1 N. jodiumoplossing, waarna de overmaat met 0.1 N. thiosulfaat werd verwijderd. Teruggevonden werd ongeveer 95 °/0 van toegevoegde hoeveelheden mierenzuur. De invloed van de blancoproef is vrij groot. Het aantoonen van bessenwijn in wijn volgens de methode van Wilhelm (Z. U. L. 1931, 62 bldz. 482) bleek zeer goede resultaten op te leveren. Bessenwijn bevatte 0.25 0.5 gr. citroenzuur per 100 cMl druivenwijn slechts sporen. De methode van Werder en Zach, Mitteilungen L. H. und Hyg. 1928, bldz. 149 om „Trockenbeerwein" (dus b.v. rozijnwijn, Samos, enz.) te onderscheiden van druivenwijnen, is van groot nut geweest, als aanvulling van het organoleptisch onderzoek der deskundigen.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1932 | | pagina 265