Bijlage A.
4
171, is aan de bouwvereeniging „de Goede Woning
een grondvoorschot van f 18.000 en een bouwvoor-
schot van f 57.000 uit de gemeentekas verleend voor
het bouwen van 24 woningen aan den Marschweg.
Voor dezen bouw is aan voormelde bouwvereeniging
aldaar een stuk grond verkocht (raadsbesluit d.d. 14
April 1930 no. 14b), welke verkoop is goedgekeurd
door Gedeputeerde Staten bij hun besluit van 28 Mei
1930 no. 89.
De besturen van de bouwvereenigingen „Ons Thuis"
en „St. Joseph" hebben bij den Raad een plan inge
diend om beschikbaarstelling van een gedeelte van de
Varkensweide voor den bouw van 40 arbeiders
woningen.
Dit plan is evenwel niet doorgegaan.
HOOFDSTUK X.
Overige verrichtingen tot verbetering der volkshuisvesting.
44. Verrichtingen van het gemeentebestuur tot ver
betering der volkshuisvesting niet aangeduid onder 1—39.
De gemeente houdt regelmatig toezicht op de met
rijks- en gemeentesteun gebouwde woningen. Waar
noodig wordt bij de bouwvereenigingen op herstelling
aangedrongen.
Aldus opgemaakt door Burgemeester en Wethouders
van Zutphen, den 19en Juni 1931.
De Burgemeester
DIJCKMEESTER.
De Secretaris
RUIBING.
Bijlage B.
VERSLAG van de bevindingen en handelingen
der GEZONDHEIDS-COMMISSIE voor
Zutphen over het jaar 1930.
HOOFDSTUK I.
A. Personalia.
Op 1 Juli van dit jaar waren aan de beurt van af
treding de heeren J. L. Siemens en Mr. G. M. van
Voorthuysen, die, bij besluit van den Commissaris
der Koningin d.d. 3 Juli 1930 No. 2870/16, voor den
tijd van vijf jaar werden herbenoemd. De heer J. L.
Siemens nam die benoeming aan. De heer Mr, G.
M. van Voorthuysen deelde aan den Commissaris
der Koningin mede, dat deze benoeming niet door hem
werd aangenomen en gaf aan de Commissie van zijn
besluit kennis. Hoewel de Commissie de redenen die
den heer Van Voorthuysen hiertoe hebben geleid,
moest billijken, is zijn heengaan voor haar een groot
verlies. Hij was van de instelling der Gezondheids
commissies in het jaar 1903 af tot 1912 secretaris en daarna
van 1918 tot 1930 lid. Voor de Commissie heeft hij
belangrijk werk gedaan en zijn adviezen werden zeer
op prijs gesteld.
Ter voorziening in deze vacature, werd bij besluit
van den Commissaris der Koningin d.d. 10 November
No. 5571/13, tot lid der Commissie benoemd, de heer
Mr. R. P. J, D e r k s e m a, advocaat en procureur.
De Commissie had in den loop van het jaar het