Bijlage W.
16
Schuld.
Bij besluit van Burgemeester en Wethouders werden
bij het begin van dit verslagjaar de volgende schulden
ten laste van het grondbedrijf gebracht
Jaar. Rentevoet Bedrag.
1917 4l/2 °/c f 32.045.—
1926 43/4 368.358.-
1927 4 118.559.-
f 518.962.
Van de provincie Gelderland ontvangen
renteloos voorschot ten behoeve van de
ophooging van het Coenenspark bij wijze
van werkverschaffing 19.378.61
Totaal f 538.340.61
In 1930 werd ten laste van het grondbedrijf gebracht
a. een deel der door de gemeente aangegane geld-
leening ad f 750.000, rentende 43/4 ten bedrage
van f 20.507.—
b. een door de gemeente uit eigen
middelen tengevolge van verkoop
van rentegevend goed verkregen
bedrag ad 171.775.09
Totaal f 192.282.09
In de hierna onder de bijlagen opgenomen balans
komt in het credit een bedrag ad f 38.218.58 voor,
voor welk bedrag zoo noodig een geldleening zou
kunnen worden aangegaan.
Ten einde evenwel den rentelast tot een minimum
te beperken, is het streven er op gericht, het opvoeren
van de geconsolideerde schuld zooveel mogelijk te
voorkomen.
Bijlage W.
17
Een staat van geldleeningen ten laste van het grond
bedrijf is eveneens hierachter onder de bijlagen opgenomen.
Opgemerkt wordt, dat de bovengenoemde leening
1926 met ingang van het jaar 1931 zoowel door den
geldnemer als den geldgever te allen tijde kan" worden
opgezegd. Bij stijging van den rentestandaard boven
43/4 zal de geldgever dus zeer waarschijnlijk tot
opzegging overgaan, met het gevolg dat de gemeente
weer duurder zal moeten terugleenen. Ook het grond
bedrijf zal daarvan door stijging van haar rentelast de
nadeelige gevolgen ondervinden.
Het zou aanbeveling verdienen dat de gemeente in
1931 tot opzegging dezer leening zou overgaan, of zou
trachten de bovengenoemde voorwaarde geschrapt te
krijgen.
Waardeverschil bij inbreng.
Hiermede wordt bedoeld het verschil tusschen de
waarde, waartegen de gronden bij het bedrijf zijn
ingebracht en het bedrag der schuld, hetwelk op dat
tijdstip op die gronden rustte. Bij verkoop van gronden
wordt dat waardeverschil, wanneer tenminste de op
brengst hooger is dan de op die gronden rustende
schuld, gerealiseerd. Dit gerealiseerd waardeverschil
wordt naar de rekening „Gerealiseerd waardeverschil
bij inbreng" overgeboekt.
Het waardeverschil bij inbreng bedraagt thans
f 539.788.11, als volgt over de complexen verdeeld:
Ongerealiseerd Gerealiseerd
Complex I f 278.568.56 f 673.49
II 120.299.-
III 30.009.86 -.-
IV 85.788.69 22.70
V 25.122.— 1.209.
Totaal f 539.788.11 f 1.905.19