Bijlage B.
10
19. Het oprichten van een ondergrondscbe benzine
bewaarplaats met aftapinrichtieg, Havenstraat No. 49.
20. Het oprichten van een papierwarenfabriek, met
electromotor van 5 P.K. Coenensparkstraat.
21. Het uitbreiden eener smederij, door bijplaatsing
van een veerhamer, Oudewand No. 31 en 33.
22. Het uitbreiden eener pettenfabriek, Beekstraat 21
en Halterstraat 20.
23. Het oprichten van een lompenbewaarplaats,
Beekstraat No. 7.
24. Het oprichten van een smederij met electro
motor van 3 P.K. ter aandrijving van machines, Rein-
makershoek No. 6.
25. Het bijplaatsen van een electromotor van 3 P.K.
in de meubelmakerij, Spittaalstraat No. 6.
26. Het uitbreiden eener papierwarenfabriek, Coe
nensparkstraat No. 13.
27. Het oprichten van een ondergrondsche petro-
leumbergplaats met aftapinrichting, Coenensparkstraat.
De adviezen op deze kennisgevingen door de Com
missie uitgebracht, hebben zich ook nu weder beperkt
tot het, zoo noodig, in overweging geven van voor
waarden aan de vergunning te verbinden, opdat de
omwonenden en de omgeving geen nadeel zouden onder
vinden van rook, afgewerkte gassen en schadelijke
trillingen, geraas enz. en tot het voorstellen van zoo
danige bepalingen, waardoor nadeel voor de volksge
zondheid wordt voorkomen.
Burgemeester en Wethouders deelden aan de Com
missie mede, dat de vergunning hierboven onder No 18
genoemd door hen op de volgende gronden niet was
verleend. Overwegende dat door verschillende bewoners
Bijlage B.
11
van in de nabijheid dezer inrichting gelegen perceelen,
bezwaren tegen de inwilliging van dit verzoek zijn in
gebracht
dat deze bezwaren uitdrukking geven aan de vrees
voor toeneming van brandgevaar;
Overwegende verder, dat de te plaatsen tank gelegd
zal worden onder het perceel Marschpoortstraat No. 13;
dat in genoemd pand een petroleumbewaarplaats van
ten hoogste 400 L. verpakt in blikken bussen van 4 L.
en de aftapinrichting van een ondergrondsch petroleum
reservoir aanwezig zijn
dat de voorgenomen uitbreiding der benzinebewaar
plaats strijdig is met de voorwaarden, welke bij Kon.
Besluit van 6 Augustus 1926 zijn verbonden aan de
vergunning tot oprichting van bedoelde petroleumbe
waarplaats en reservoir met aftapinrichting
dat bovendien het voorradig hebben van een der
gelijke hoeveelheid benzine in een perceel, waarin zich
tevens een petroleumbewaarplaats en aftapinrichting
bevinden en gelegen in een dichtbevolkt gedeelte der
stad hoogst gevaarlijk, ja ontoelaatbaar is, besluiten de
gevraagde vergunning niet te verkenen.
Deze vergunning werd echter later nog verleend.
Van Burgemeester en Wethouders ontving de Com
missie ook dit jaar afschriften van de besluiten door
hen op de aanvragen naar aanleiding der hinderwet
genomen.