Bijlage S 26 te zijn, uit, ook indien er brand in de Hoven is. De Commandant of degene, die hem vervangt, beveelt of meerder materieel dan hetwelk bij alarm in een kring onmiddellijk uitrukt (zijnde slangenwagen 7, slangenwagen van den betrokken kring en motorspuit) aangevoerd moet worden, dan wel of het personeel der overige onderdeden weder kan inrukken Quick-apparaten. Deze zijn aangebracht bij verschillende door den Brandraad aangewezen leden van het personeel. Zij worden na opdracht van de daartoe bevoegde per sonen in werking gesteld. Deze apparaten worden bovendien dagelijks bij het aansteken der straatlantaarns ter controle even in wer king gesteld. Mocht juist op dat oogenblik alarmeering noodig zijn, dan werken zij tweemaal achtereen. Op straat is alarmeering waar te nemen over dagwanneer alle lantaarns plotseling ontstoken worden des nachts na 11 uur (behoudens Zaterdag en Zondag nachtdan na 121 /2 uur) wanneer alle lantaarns plotseling gedoofd worden, voordat de dag begint aan te breken. Het aantal brandweertelephonen bedraagt 16 en het aantal wekschellen 36 (quick-apparaten). Kleeding. De brandwachts zijn voorzien van geheel complete uitrustingen. Bijlage S. 27 De Commandant en de Onder-Commandant zijn ieder in het bezit van een uniformpet en lederen jas de opper-brandmeesters en brandmeesters van een uniformpet. De motordrijvers zijn voorzien van een dienstpet met motorjekker en een paar vetlaarzen. De vaste brandwachts moeten in dienst steeds hun uniformpet dragen.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1925 | | pagina 234