Bijlage B.
14
HOOFDSTUK Vil.
Ziekten.
In den loop van het jaar 1923 werden door de Commissie
kennisgevingen ontvangen van de volgende aangiften van
gevallen van besmettelijke ziekten:
1. Aziatische cholera 0.
2. Typhus exanthematicus 0.
3. Febris Typhoïdea 2 (1922 1).
4. Pokken 0.
5. Roodvonk 4 (1922 7).
6. Diphteritis 15 (1922 16).
7. Dysenterie 0.
8. Pest 0.
9. Gele koorts 0.
10. Meningitis cerebrospinalis epidemica 0.
De verschillende gevallen van Febris typhoïdea, Roodvonk
en Diphteritis hebben zich voorgedaan als volgt:
Maand.
Diphteritis.
Febris
typhoïdea.
Roodvonk.
Januari
1
1
Februari
3
Maart
1
1
April
1
Mei
Juni
1
Juli
1
Augustus
1
September
2
October
2
1
November
2
December
3
15
2
4
Bijlage B.
15
Zooals uit vorenstaande opgave blijkt was het aantal
gevallen van besmettelijke ziekten minder dan in het vooraf
gaande jaar.
Het aantal gevallen van Diphteritis, het vorige jaar 16
bedragende was nu 15, het aantal gevallen van Roodvonk
verminderde van 7 tot 4, terwijl dit jaar 2 gevallen van
Febris typhoïdea voorkwamen.
Ter kennis van de Commissie kwamen 6 gevallen van
mazelen, terwijl mededeeling werd ontvangen van het voor
komen van scabies in tien gezinnen.
Door den gemeentelijken ontsmettingsdienst werden in
deze gemeente in dit jaar verricht 33 woning- en 5 school-
ontsmettingen. Buiten de gemeente werden door den ge
meentelijken ontsmettingsdienst verricht 12 woningontsmet
tingen, terwijl bovendien 69 maal van den ontsmettingsoven
werd gebruik gemaakt voor het ontsmetten van lijf- en
andere goederen uit verschillende omliggende gemeenten,
terwijl het zieken rijtuig 2 maal werd ontsmet. Tot ontsmet
ting van lijf- en andere goederen, toebehoorende aan
inwoners dezer gemeente, werd in 1923 114 maal van den
gemeentelijken ontsmettingsoven gebruik gemaakt.
In de Decembervergadering kwam ter sprake het voor
komen van drie gevallen van Diphteritis, in eene klasse
der Christelijke School aan het Oudewand.
De Commissie besloot een brief tot den Burgemeester
te richten, om de aandacht op deze gevallen te vestigen
en in overweging te geven, zoodanige maatregelen te nemen,
waardoor de uitbreiding van de ziekte kon worden tegen
gegaan.
Kort daarna ontving de Commissie van den Burgemees
ter afschrift van een brief, door hem hierover tot het
Bestuur der Vereeniging tot bevordering van Christelijk
Onderwijs gericht, waarbij door hem op de betrekkelijke
artikelen der Besmettelijke Ziektenwet werd gewezen en de