120
HOOFDSTUK XII.
Nijverheid, handel en scheepvaart.
I. Kamer van Koophandel en Fabrieken.
De gemeente ressorteert onder de kamer van koop
handel en fabrieken voor liet district „Salland" gezeteld
te Deventer.
II. Nijverheid.
ci. Fabrieksnijverheid en Ambachten.
In 1923 zijn de volgende vergunningen krachtens
de Hinderwet verleend:
Aan fa. J. J. Mispelblom Beijcr Zn. tot vervanging
harer stoommachine, door een electromotor van
3 P.K.
A. E. Mcerstadt, tot plaatsing van een electro
motor van 4 P.K.
H. G. Kuiper, tot plaatsing van een heetelucht-
oven, ter vervanging van den bestaanden oven.
J. Lenderink, tot oprichting van een ververij.
de N.V. Zutph. Rijtuig- en Automobiclcnfabriek
tot oprichting eener benzinebewaarplaats.
Provisoren van het Oude en Nieuwe Gasthuis tot
plaatsing van een electromotor van 2'/2 P.K. voor
aandrijving van een personenlift.
Wed. J. Lenderink tot plaatsing van een stoom
ketel.
D. A. Noach tot oprichting van een lompenberg
plaats en drogerij van huiden en vellen.
121
Aan J. Goorman tot oprichting van een papierwaren-
fabriek met plaatsing van een electromotor van 3 P.K.
J. ten Hoopen tot verplaatsing van een stoomketel
en stoommachine.
E. Lebbink tot plaatsing van een machine voor
houtbewerking gedreven door een electromotor
van Th P.K.
J. H. A. Jansen tot oprichting eener bakkerij.
de N.V. „Acetylena" tot oprichting eener benzine
bewaarplaats.
de Geld. Overijs. Zuivelverkoopvereeniging tot
plaatsing van een veis- en ponsmachine.
J. G. Kreijcnbroek tot uitbreiding der bakkerij door
plaatsing van een electromotor van 1 Va P.K.
G. van Dam tot oprichting eener rookerij.
de N.V. Spieker en Elferinks Transportmij. tot
oprichting van een graansilo en plaatsing van 2
electromotoren resp. 60 en 4 P.K.
de fa. H. J. Reesink Co. tot plaatsing van een
kettingtrommel, gedreven door een electromotor
van 5.44 P.K.
de Wed. J. Lenderink tot plaatsing van een ben
zinemotor van 3 P.K.
b. Vervening bestaat in deze gemeente niet.
e. Mijnwezen evenmin.
d. Visscherij.
Slechts weinig ingezetenen vinden hierin een middel
van bestaan.
De opbrengst van de aan den afslag aangevoerde
zee- en riviervisch bedroeg in 1923 f 7376,92, tegen
f 6807,49 in 1922.